alterneren
Nederlands
Woordafbreking
- al·ter·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afwisselen’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
- afgeleid van het Franse alterner of het Latijnse 'alternare' (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
alterneren |
alterneerde |
gealterneerd |
zwak -d | volledig |
Vertalingen
1. elkaar afwisselen
Gangbaarheid
- Het woord alterneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'alterneren' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.