afzegger

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·zeg·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling afzeggen {suff|nld|-er}}
enkelvoud meervoud
naamwoord afzegger afzeggers
verkleinwoord afzeggertje afzeggertjes

Zelfstandig naamwoord

afzegger m [1]

  1. iets of iemand die aangeeft, ondanks een eerdere uitnodiging of toezegging, niet op een evenement of bijeenkomst aanwezig te zijn
    • De Amerikaanse hordeloopster Brianna McNeal is toegevoegd aan het deelnemersveld. De olympische kampioene neemt het op de 100 meter horden op tegen onder anderen Nadine Visser. Makwala is de derde afzegger van naam in Hengelo; eerder meldde Sifan Hassan zich af omdat ze nog last heeft van een knie. De geblesseerde Thijmen Kupers ontbreekt op de 800 meter. [2] 
    • Nog geen afzeggers voor AutoRai 2013: Voor de AutoRai 2013, die van 3 tot en met 14 april volgend jaar plaatsvindt, heeft nog geen enkele importeur tot nu toe afgezegd. [3] 
    • Alle nog levende toenmalige leiders en ministers ten tijde van het bewind van Thatcher komen ook, onder wie oud-president F.W. de Klerk uit Zuid-Afrika. Afzeggers zijn er ook, veelal om gezondheidsredenen. Onder hen de laatste president van de Sovjet-Unie Michail Gorbatsjov (82), de Duitse oud-bondskanselier Helmut Kohl (83) en de weduwe van de Amerikaanse president Ronald Reagan, Nancy (91). De broze Nelson Mandela stuurt een afgezant. [4] 

Gangbaarheid

  • Het woord afzegger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.