afvaart
Nederlands
Woordafbreking
- af·vaart
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afvaart | afvaarten |
verkleinwoord | afvaartje | afvaartjes |
Zelfstandig naamwoord
afvaart v
- wegvaren van de wal van een vaartuig
- We hebben gewacht tot de afvaart van de veerdienst.
Gangbaarheid
- Het woord afvaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afvaart' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afvaren |
afvaart
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvaren
- ... dat jij afvaart.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvaren
- ... dat hij afvaart.
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.