aftroever
Nederlands
Woordafbreking
- af·troe·ver
Zelfstandig naamwoord
aftroever m [1]
- een slag die men wint bij een kaartspel door een troef te spelen
- NZ hebben 25 punten en een fit in schoppen, toch is 4♠ kansloos. De internationals Maas-Ramondt gingen in 3♠ al down, toen west klaveren startte en later in die kleur een aftroever maakte. [2]
- Bij Italië-Schotland nam Olympisch kampioen Guido Ferraro over met ♡H en switchte correct naar ♦2 (kleurpreferentie voor klaveren). Oost, Dano de Falco troefde, bereikte zijn partner met ♣A en kreeg nog een aftroever, waarna de kaarten voor eentje down in het board werden teruggestopt. [3]
Hyponiemen
- ruitenaftroever, schoppenaftroever
Gangbaarheid
- Het woord aftroever staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aftroever' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Jan van Cleeff 15 september 2001 Op zijn kop
- NRC Jan van Cleeff 23 juni 2001 Muiderberg op Tenerife
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.