aftellen
Nederlands
Woordafbreking
- af·tel·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en tellen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aftellen |
telde af |
afgeteld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
aftellen
- inergatief dalend tellen tot aan het moment dat iets volgens plan gebeuren moet
- Toen er afgeteld werd voor de lancering was de spanning te snijden.
- overgankelijk door tellen nauwkeurig afpassen
- Hij had voor het experiment vijf stapels van precies vijfhonderd bonen afgeteld.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord aftellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aftellen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.