afsnoepen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·snoe·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afsnoepen
snoepte af
afgesnoept
zwak -t volledig

Werkwoord

afsnoepen

  1. overgankelijk iets waardevols stukje bij beetje wegnemen
    • Hij heeft vandaag een puntje van de koploper afgesnoept. 

Gangbaarheid

  • Het woord afsnoepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.