afslachten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afslachten (hulp, bestand)
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
afslachten | afslachtend |
afslachting | afgeslacht |
Woordafbreking
- af·slach·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en slachten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afslachten |
slachtte af |
afgeslacht |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
afslachten
- overgankelijk een populatie door slachting drastisch in aantal verminderen
- Een deel van de veestapel moest afgeslacht worden om de besmettelijke ziekte in te dammen.
- overgankelijk een massamoord aanrichten
- In feite is dit misschien een pervers gevolg van de aankondiging van de wapenstilstand. Ze hadden zo veel te verduren gehad dat ze bij de gedachte dat de oorlog zo zou eindigen, met zo veel maten dood en zo veel vijanden in leven, bijna niet konden wachten om een bloedbad aan te richten en er eens en voor al een eind aan te maken. Ze zouden iedereen afslachten. [1]
Gangbaarheid
- Het woord afslachten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afslachten' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.