aflossing

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·los·sing
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van aflossen met het achtervoegsel -ing.
1 enkelvoud meervoud
naamwoord aflossing -
verkleinwoord - -
2 enkelvoud meervoud
naamwoord aflossing aflossingen
verkleinwoord aflossinkje aflossinkjes

Zelfstandig naamwoord

aflossing v

  1. het aflossen
    • Ik zou hem om 8 uur een aflossing geven, zodat hij naar huis kon. 
  1. een bedrag waarmee een schuld wordt afgelost in termijnen
    • Wij doen aan aflossing in termijnen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aflossing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.