aflossing
Nederlands
Woordafbreking
- af·los·sing
Woordherkomst en -opbouw
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | aflossing | - |
verkleinwoord | - | - |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | aflossing | aflossingen |
verkleinwoord | aflossinkje | aflossinkjes |
Zelfstandig naamwoord
aflossing v
- het aflossen
- Ik zou hem om 8 uur een aflossing geven, zodat hij naar huis kon.
- een bedrag waarmee een schuld wordt afgelost in termijnen
- Wij doen aan aflossing in termijnen.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord aflossing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aflossing' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.