aflezing

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·le·zing
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling aflezen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord aflezing aflezingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

aflezing v [1]

  1. het aflezen van iets
    • Die histonen zijn ook eiwitten. Ze spelen een rol bij het aflezen van genen. De Amerikaanse biologen ontdekten dat de zandraketschakelaar EBS werkt via twee specifieke histonen. De eerste remt aflezing van de genen die bij de ontwikkeling van bloemen betrokken zijn, de tweede stimuleert ze juist. Beide histonen kunnen zich afwisselend aan EBS binden. Als het tijd is om te bloeien, verandert EBS iets van vorm, zodat het histon voor bloemontwikkeling zich makkelijker kan hechten. [2] 
Hyponiemen
  • spiegelaflezing
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aflezing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.