aflevering
Nederlands
Woordafbreking
- af·le·ve·ring
Woordherkomst en -opbouw
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | aflevering | afleveringen |
verkleinwoord | afleverinkje | afleverinkjes |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | aflevering | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
aflevering v
- elk onderdeel van een tv-serie dat op regelmatige tijden wordt uitgebracht of uitgezonden
- Ik heb die aflevering al drie keer gezien!
- het afleveren van iets
- De aflevering van deze goederen zal door het noodweer wat vertraagd worden.
Vertalingen
1. elk onderdeel van een tv-serie dat op regelmatige tijden wordt uitgebracht of uitgezonden
Gangbaarheid
- Het woord aflevering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aflevering' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.