afleider

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van afleiden met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord afleider afleiders
verkleinwoord afleidertje afleidertjes

Zelfstandig naamwoord

afleider m

  1. middel om iets of iemand (al of niet gewenst) iets anders te laten doen
    • De luidruchtige jongen was een grote afleider in de klas die er voor zorgde dat niemand meer rustig kon werken. 
    • Een telefoon is een grote afleider bij het studeren en veroorzaakt studie ontwijkend gedrag. 
Hyponiemen
  1. bliksemafleider

Gangbaarheid

  • Het woord afleider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.