afkoping
Nederlands
Woordafbreking
- af·ko·ping
Zelfstandig naamwoord
afkoping v [1]
- het door betaling van geld zorgen dat een verplichting wordt kwijtgescholden
- Bij ING werken ruim 51.000 mensen, van wie 13.000 in Nederland. Vorig jaar draaide het een winst van 5 miljard euro. Sinds het nieuws over de afkoping vorige week bekend werd, daalde de koers een geringe 3 procent. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'afkoping' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afkoping' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Guus Ritzen 11 september 2018 Financieel topman ING weg na witwasschandaal
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.