afkoping

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ko·ping
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling afkopen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord afkoping afkopingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

afkoping v [1]

  1. het door betaling van geld zorgen dat een verplichting wordt kwijtgescholden
    • Bij ING werken ruim 51.000 mensen, van wie 13.000 in Nederland. Vorig jaar draaide het een winst van 5 miljard euro. Sinds het nieuws over de afkoping vorige week bekend werd, daalde de koers een geringe 3 procent. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord 'afkoping' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.