aanwas
Nederlands
Woordafbreking
- aan·was
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanwas | aanwassen |
verkleinwoord | aanwasje | aanwasjes |
Zelfstandig naamwoord
aanwas m
- het groter worden door aanslibbing
- aangroei
Vertalingen
2. aangroei
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanwassen |
aanwas
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwassen
- ... dat ik aanwas.
Gangbaarheid
- Het woord aanwas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanwas' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.