aanleunen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanleunen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanˌlønə(n)/
Woordafbreking
  • aan·leu·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanleunen
leunde aan
aangeleund
zwak -d volledig

Werkwoord

aanleunen

  1. tegen iets leunen
Spreekwoorden
  • zich iets laten aanleunen: zich iets laten welgevallen

Gangbaarheid

  • Het woord aanleunen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.