aankoersen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aankoersen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaŋˌkursə(n)/
Woordafbreking
  • aan·koer·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aankoersen
koerste aan
aangekoerst
zwak -t volledig

Werkwoord

aankoersen

  1. inergatief naar een bepaalde bestemming varen
    • Het schip moest op de haven aankoersen. 
  1. inergatief (figuurlijk) door het volgen van bepaalde stappen naar iets toe werken
    • De investeerders zullen aankoersen op schaalvergroting. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord aankoersen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.