aanhollen
Nederlands
Woordafbreking
- aan·hol·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan en hollen
Werkwoord
aanhollen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanhollen |
aangehold | |
zwak -d | volledig |
- rennend naderen; met hollende vaart aansnellen
- Nee, dan mevrouw Dubois. Zij krijgt dagelijks fysiotherapie en massage. Plus natuurlijk de allerbeste medische zorg. Ze hoeft maar te hoesten en de dokter komt aanhollen. Mevrouw Dubois ziet er dan ook stralend uit. Ze staat erop ons mee te nemen naar het restaurant. „Net een nieuwe chef”, glundert ze. „Uit Florence.” Mijn vriendin vertelt dat haar kinderen hier vaak komen dineren, zo goed is het eten. „We logeren dan in het bijbehorende vijfsterrenhotel, zodat we haar nergens mee belasten.”[2]
Gangbaarheid
- Het woord aanhollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanhollen' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.