Gis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Gis    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • Gis
enkelvoud meervoud
naamwoord Gis -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

Gis v / m

  1. (muziek), (afkorting) afkorting van “Gis-majeur
Opmerkingen
  • Men schrijft “Gis” met een hoofdletter bij “grote terts” en “majeur”, een kleine letter bij: “kleine terts”, “mineur” en de naam van een toon.
Vertalingen

Symbool

Gis

  1. (muziek) symbool van het “Gis-majeurakkoord”
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'Gis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • Gis

Zelfstandig naamwoord

Gis o

  1. (muziek), (afkorting): afkorting van “Gis-Dur” (Gis-majeur)
  1. «Eine Sonate in Gis
    Een sonate in Gis.
Opmerkingen
  • Men schrijft "Gis-Dur" met een hoofdletter, "gis-Moll" en de naam van een toon met een kleine letter
Afgeleide begrippen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.