EU

Nederlands
]vlag van de EU
Uitspraak
  • Geluid:  EU    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • EU
enkelvoud meervoud
naamwoord EU -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

EU v

  1. (initiaalwoord), (afkorting) Europese Unie, voortgekomen uit de EG
    • De EU is de opvolger van de EEG. 
Afgeleide begrippen
   
  • EU-afspraak
  • EU-akkoord
  • EU-bemiddelaar
  • EU-bepaling
  • EU-beraad
  • EU-besluit
  • EU-bestuur
  • EU-budget
  • EU-buitenlandcoördinator
  • EU-burger
  • EU-commissaris
  • EU-commissie
  • EU-conferentie
  • EU-delegatie
  • EU-diplomaat
  • EU-erkenning
  • EU-fraude
  • EU-functionaris
  • EU-geld
  • EU-grondwet
  • EU-hof
  • EU-hoofdstad
  • EU-hulp
  • EU-leider
  • EU-lidstaat
  • EU-maatregel
  • EU-missie
  • EU-onderhandelaar
  • EU-overleg
  • EU-parlement
  • EU-plan
  • EU-politicus
  • EU-politiek
  • EU-rapport
  • EU-referendum
  • EU-regel
  • EU-regeling
  • EU-regeringsleider
  • EU-richtlijn
  • EU-sanctie
  • EU-staat
  • EU-standpunt
  • EU-steun
  • EU-subsidie
  • EU-taal
  • EU-toetreding
  • EU-verdrag

|}

Meer informatie

Gangbaarheid
  • Het woord EU staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.