eenzijdig

Dutch

Etymology

From een + zijde + -ig

Pronunciation

  • (file)

Adjective

eenzijdig (comparative eenzijdiger, superlative eenzijdigst)

  1. having just one side, one-sided
  2. involving only one party, unilateral
  3. biased, unfair

Inflection

Inflection of eenzijdig
uninflected eenzijdig
inflected eenzijdige
comparative eenzijdiger
positive comparative superlative
predicative/adverbial eenzijdigeenzijdigerhet eenzijdigst
het eenzijdigste
indefinite m./f. sing. eenzijdigeeenzijdigereeenzijdigste
n. sing. eenzijdigeenzijdigereenzijdigste
plural eenzijdigeeenzijdigereeenzijdigste
definite eenzijdigeeenzijdigereeenzijdigste
partitive eenzijdigseenzijdigers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.