jullie

jullie (Niederländisch)

Niederländische Personalpronomen
	1. Person	2. Person			3. Person (m / f / n)
Subjektform
Singular	ik	jij je	u	gij ge	hij / zij / het -ie / ze / 't
Plural	wij we	jullie	u	gij	zij ze
Objektform
Singular	mij me	jou je	u	u	hem / haar / het 'm / d'r /'t
Plural	ons	jullie	u	u	hen akk. hun dat. ze

Worttrennung:

jul·lie

Aussprache:

IPA: […]

Hörbeispiele: jullie^(Info)

Bedeutungen:

[1] Zweite Person Plural: ihr, euch

Sinnverwandte Wörter:

[1] verstärkt julliezelf

Beispiele:

[1] Hebben jullie Nederland-Spanje gezien?

Habt ihr das Spiel Holland-Spanien gesehen?

Referenzen und weiterführende Informationen:

[1] Niederländischer Wikipedia-Artikel „jullie“

[1] Van Dale Onlinewoordenboek: „jullie“

[1] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „jullie“

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.