aardappel
aardappel (Niederländisch)
Substantiv, m
Singular
|
Plural
|
---|---|
de aardappel
|
de aardappelen de aardappels
|
Worttrennung:
- aard·ap·pel, Plural: aard·ap·pels
Aussprache:
- IPA: [ˈaːrdˌɑpəl], Plural: [ˈaːrdˌɑpələ(n)], [ˈaːrdˌɑpəls]
- Hörbeispiele:
aardappel (Info), Plural: —
Bedeutungen:
- [1] Kartoffel
Beispiele:
- [1]
Wortbildungen:
- aardappelmeel, aardappelmesje, aardappelkever, aardappelboer, aardappelcampagne, aardappelkroket, aardappelmoeheid, aardappelneus, aardappelrooier, aardappelschiller, aardappelveld, aardappelziekte
Übersetzungen
|
Referenzen und weiterführende Informationen:
- [1] Niederländischer Wikipedia-Artikel „aardappel“
- [1] PONS Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „aardappel“
- [1] etymologiebank.nl (Datenbank niederländischer und afrikaanser etymologischer Wörterbücher): „aardappel“
- [1] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „aardappel“
- [1] Van Dale Onlinewoordenboek: „aardappel“
- [1] Uni Leipzig: Wortschatz-Lexikon „aardappel“
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.