Wies Moens

Aloisius (Wies) Cesar Antoon Moens (Sint-Gillis-bij-Dendermonde, 28 januari 1898Geleen, 5 februari 1982) was een Vlaams letterkundige en een activist binnen de Vlaamse Beweging.

Wies Moens
Algemene informatie
Volledige naamAloisius Cesar Antoon Moens
Geboren28 januari 1898
GeboorteplaatsSint-Gillis-bij-Dendermonde
Overleden5 februari 1982
OverlijdensplaatsGeleen
Beroepactivist, schrijver
Dbnl-profiel
Portaal    Literatuur

Levensloop

Moens werd te Dendermonde geboren als zoon van een bakker. Hij was het enige kind van Karel "Charles" Moens en Johanna Moreels. Van 1916 tot 1918 studeerde hij Germaanse filologie aan de door de Duitse bezetter vernederlandste universiteit van Gent. Hij werd lid van de Vlaamse Beweging, en werd na de Eerste Wereldoorlog wegens zijn rol als activist tot gevangenisstraf veroordeeld. De Vereniging van Vlaamse letterkundigen verzocht om zijn vrijlating, en Vlaamse intellectuelen stuurden een petitie rond. In maart 1921 kwam Moens vrij. Hij vervulde zijn dienstplicht en trad in 1922 in het huwelijk. Wies Moens kreeg daarna bekendheid als een gewaardeerd spreker, vertaler en dichter. Zijn expressionistische gedichten verschenen in het tijdschrift Ruimte, waarin ook Paul van Ostaijen publiceerde. Met Van Ostaijen had hij kennisgemaakt dankzij de tijdschriften Aula en De Goedendag. Daarnaast was hij actief als secretaris van het Vlaamsche Volkstooneel, en als journalist.

In zijn vroege werken koesterde Moens de verwachting van een betere samenleving, die zou steunen op internationale solidariteit, pacifisme, religieuze waarden en sociale gelijkheid. Opvallend is dat zijn lyriek hier nooit bitterheid toont. Zo is het hoofdthema van De Boodschap (1920) zijn liefdevol vertrouwen in God en de mensen. "Wies Moens' ijveren voor de Grootnederlandse gedachte ging gepaard met een groeiende voorkeur voor een fascistische levenshouding, waardoor zijn latere 'verzen' verwerden tot politieke pamfletten."[1]

Moens werd in 1926 politiek actief in de Vlaamse Frontpartij. Voor de algemene verkiezingen van 1929 was hij kandidaat in het arrondissement Gent-Eeklo, maar werd niet verkozen. In 1928 stichtte hij mee het Algemeen Vlaams Nationaal Verbond en in 1931 was Moens een van de oprichters van het fascistische Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen (Verdinaso). In 1934 stapte hij uit deze beweging omdat het Verdinaso met de 'nieuwe marsrichting' ook Walen en Luxemburgers wilde opnemen. Hij werd een onafhankelijk theoreticus van het nationalisme, en publiceerde in het door hem opgerichte tijdschrift Dietbrand. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Moens directeur van de Nederlandstalige uitzendingen van de door de Duitse bezetter in het leven geroepen Zender Brussel. Eind 1943 diende hij zijn ontslag in omdat de zender steeds meer onder invloed kwam van de Algemeene SS-Vlaanderen en de DeVlag. In 1947 werd hij bij verstek ter dood veroordeeld wegens collaboratie met Duitsland. Hij vluchtte naar Geleen in Nederlands Limburg waar hij de rest van zijn leven doorbracht. Hij werd er directeur van de Volkshogeschool en leraar Nederlandse letterkunde in een college. Hij bleef tot zeer hoge leeftijd poëzie schrijven.[2] Hij ligt begraven op het kerkhof van Neerbeek onder een grafsteen, geïnspireerd op het Heldenhuldezerkje ontworpen door Joe English, die moet herinneren aan de Eerste Wereldoorlog.

Wies Moens trouwde in 1922 met Margareta Tas, maar het huwelijk bleef kinderloos. Zijn twee bekende peetkinderen zijn Vlaams Belangpolitica Marijke Dillen en de Dendermondse Margareta Vander Cruyssen (familie en genoemd naar zijn echtgenote).

Sinds 27 juli 1983 bestaat het Vormingsinstituut Wies Moens, gericht op studie en vorming in het algemeen, en op het bevorderen van de studie van Moens en zijn werken in het bijzonder.

Bibliografie

  • 1918 - Gedichten
  • 1920 - Celbrieven
  • 1920 - De boodschap
  • 1921 - De tocht
  • 1921 - Opgangen
  • 1923 - Landing
  • 1935 - Golfslag
  • 1938 - De dooden leven (proza)
  • 1938 - Het vierkant
  • 1939 - Nederlandsche letterkunde van volksch standpunt gezien
  • 1940 - Dertig dagen oorlog (proza)
  • 1942 - Onze volksche adel
  • 1944 - De spitsboog (proza)
  • 1944 - Het spoor
  • 1948: Brief aan Brueghel
  • 1963 - De verslagene
  • 1966-1970 - Het activistisch avontuur en wat erop volgde
  • 1968: Gedichten, 1918-1967, 1968.
  • 1969, 1970, 1972, 1973: Proza
  • 1996 - Memoires

Literatuur

  • W. NOË, Wies Moens. De ontwikkelingsgang van en volksch dichter, z.j.
  • E. VERSTRAETE, Wies Moens, 1973.
  • Jan D'Haese, Wies Moens, Gent, 1980.
  • E. VERSTRAETE (red), Wies Moens, 1898-1982, Gedenkboek, 1984.
  • Fernand BONNEURE, Wies Moens, in: Brugge Beschreven, Hoe een stad in teksten verschijnt, Tielt, Elsevier, 1984.
  • Mathieu RUTTEN en Jean WEISGERBER (red.), Van Arm Vlaanderen tot De voorstad groeit: de opbloei van de Vlaamse literatuur van Teirlinck-Stijns tot L.P. Boon (1888-1946), Antwerpen, 1988.
  • Olav MOENS & Yves T'SJOEN, Wies Moens, in: Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, Lannoo, 1998.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.