Veenhuizen (Finsterwolde)

Veenhuizen is een verdwenen buurtschap in de gemeente Oldambt, die was gelegen ten zuidoosten van het dorp Finsterwolde, ten noorden van Beerta, in de Nederlandse provincie Groningen.

Veenhuizen
Voormalig gehucht in Nederland

Situering
Provincie Groningen
Gemeente Oldambt
Coördinaten53° 11 NB, 7° 7 OL
Algemeen
Inwoners0
Portaal    Nederland

Inleiding

Veenhuizen was tot in de twintigste eeuw een buurtschap die slechts enkele huizen telde. Het was gelegen ten noorden van de Tjamme, tussen het Beersterdiep en het Bellingwolderdiep, in het meest zuidelijke deel van de polder de Vledder. Ten oosten van de C.G. Wiegersweg in Finsterwolde liep vroeger de Veenhuizerweg, dat door de Veenhoesder tille over het Beersterdiep liep naar het gehucht. Tegenwoordig is de plaats nog slechts bereikbaar vanaf de Eggelaan in Beersterhoogen. Vanaf de eerste kadastermeting (1811-1832) stonden er twee kleine boerderijen, die er de gehele negentiende eeuw hebben gestaan. De ene boerderij is halverwege de twintigste eeuw verdwenen en het laatste huis is in de jaren zestig afgebroken. Behalve wat bewoningssporen zoals (losse) bakstenen is er niets meer dat herinnert aan de voormalige buurtschap.

Geschiedenis

Veenhuisen of Veenhuißen wordt voor het eerst genoemd in mei 1435, toen de plaats een verdrag sloot met de stad Groningen; in een eerdere versie van dit verdrag uit maart 1435 wordt het dorp Oestfinzerwold genoemd. Veenhuizen is het meest zuidelijke restant van de verplaatste veenontginningsnederzetting Oost-Finsterwolde, dat grotendeels is vernield door de inbraak Dollard. De laatste bewoners verhuisden vermoedelijk omstreeks 1500 naar een veiliger plek aan de oevers van de Tjamme. In een landregister uit Termunten wordt omstreeks 1520 iemand uit Veenhussen genoemd, waarmee misschien dit buurtje is bedoeld. De naam Veenhuizen of Veenhusen of komt echter ook voor in Westerwolde, Oost-Friesland en elders.

De restanten van het dorp Oost-Finsterwolde zijn enkele honderden meters noordelijker onder de klei verborgen. Vanaf de kerk van Finsterwolde heeft in rechte lijn een dijk gelopen de plek waar Veenhuizen in de vijftiende eeuw lag.[1]

Sage

Aan Veenhuizen is de sage verbonden van kapitein Abbas, een wrede en gehate man. Toen hij stierf vond hij nog geen rust. Daarom hebben zijn knechten zijn lijk op een kar gehesen en naar het kerkhof gebracht. De paarden konden die kar bijna niet trekken, zo zwaar was hij, maar toen ze terugkeerden vlogen ze, doornat van het zweet, over het land. Terwijl zijn lijk werd weggebracht zou Abbas op zijn eigen woning hebben gezeten om de stoet na te staren. Een variant is dat Abbas naar de Dollard werd gebracht. De knecht die hem in het water had gegooid kon na terugkomst geen woord uitbrengen en ging binnen een paar dagen dood. En Abbas, kwam als geest terug. Elke nacht tussen twaalf en één kwam hij op een grauwe schimmel, gehuld in een zwarte ruige mantel vanaf de Dollard aangalopperen. De staldeuren vlogen open, de paarden gingen ervandoor en de koeien stonden te dansen.[2] Het verhaal werd voor het eerst genoemd in het Schoolmeestersrapport van 1828:

Voor eenige jaren leefde te Veenhuizen een boer Abbas, en wel, omdat hy onder den militairen stand was geweest, kapitein Abbas genoemd. – Ofschoon boer zynde, hield hy zyne militaire kleederen aan, terwyl zyne bevelen op een militairen toon werden gegeven. Dit boezemde niet slechts ontzag, maar verwekte eene verkeerde vrees voor hem onder zyne medemenschen. Ieder wist van Abbas te spreken. Van daar dan, dat deze vrees zich vooral na zynen dood openbaarde, door vertellingen levendig bleef en dermate toenam, dat men naauwelyks des avonds zyn vorig verblyf voor by durfde. Ja, het liep zoo ver, dat sommige hen werkelyk gezien hadden, terwyl men dit dan staande hield en zoo de vrees al meer voortplantte. Onder de wonderlyke spreukjes van hem nog overig zal de volgende alleen genoeg zyn: dat Abbas, terwyl de naburen zyn lyk naar het kerkhof bragten om het te begraven, hy op zyne eigen woning had gezeten om hetzelve na te staren. Hoe gering is dus de oorzaak veeltyds van spookeryen, terwyl men hieruit tevens het schadelyke merkt om door vertelling het voorwerp levendig te houden.[3]

Het verhaal heeft een historische oorsprong.[4] Oud-kapitein Hindrik Abbas wordt genoemd in verschillende akten uit de 18e eeuw. Hij was de zoon van Mattheus Abbas (ov. 1694/95), sinds 1685 convooimeester van de vesting Nieuweschans en in 1693 kerkvoogd te Finsterwolde.[5] Zijn grootvader en overgrootvader waren proviandmeester in Nieuweschans. De familie bezat bovendien landerijen in de nabijgelegen polder Alt-Bunderneuland bij Bunde, waar zijn vader dijkgraaf was.

De boerderij in Veenhuizen werd tot 1726 bewoond door zijn broer Fokko, sinds 1728 vermoedelijk door de kapitein zelf. In 1731 verkocht hij de boerderij met 109 deimt land dat zich uitstrekte van de Tjamme tot in de Dollard. Zijn zus bezat eveneens landerijen te Finsterwolderhamrik, het Torpsummer genoemd.[6] In 1745 was hij nog eigenaar van landerijen bij Hardenberg.[7] Hij moet omstreeks 1746 zijn overleden, in 1752 was sprake van zijn erfgenamen.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.