Traanzak

De traanzak is het meest bovenliggende verwijde uiteinde van de traanbuis. Het ligt ingebed in een diepe uitholling die gevormd wordt door het traanbeen en het bovenste uitstekende gedeelte van het bovenkaakbeen. Het verbindt de traankanalen, die traanvocht afwateren van het oppervlak van het oog, en de traanbuis, die dit traanvocht vervolgens afvoert naar de neusholte.[1]

Traanzak
saccus lacrimalis
Een doorsnede van het traanapparaat vanaf links bezien
Geopende weergave van de traanzak, die de inwendige delen laat zien, alsmede de traanbuis
Gegevens
Slagaderarteria angularis (ooghoekslagader)
Naslagwerken
Gray's Anatomy227,1028
Dorlands/Elseviers_01/12717293
Portaal    Biologie

Bouw

Een traanzak is ovaalvormig en 12 tot 15 millimeter lang. Het bovenste einde is gesloten en rond, terwijl het onderste eind doorloopt in de traanbuis.

Weefselleer

De binnenwand van de traanzak is, net als de traanbuis, bedekt met een zeldzaam soort dekweefsel dat meerlagig cilindrisch epitheel wordt genoemd. In dit dekweefsel bevinden zich slijm afscheidende slijmbekercellen die omringd worden door bindweefsel.

Afbeeldingengalerij

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.