Therapeutische breedte

De therapeutische breedte (ook therapeutische index, therapeutische ratio of therapeutisch venster genoemd) van een geneesmiddel is het verschil tussen een net effectieve dosering en een net niet toxische dosering. De breedte wordt doorgaans uitgedrukt als ratio, namelijk de verhouding tussen de dosis die een toxisch effect geeft bij 50% van de populatie (TD50) en de dosis die een minimaal effect geeft bij 50% van de populatie (ED50). De formule voor de therapeutische ratio (TR) is de volgende:

Bij middelen met een grote therapeutische breedte (en ook een hoge ratio) hoeft men niet zeer zorgvuldig te werk te gaan om een effect te krijgen zonder veel kans op nadelige effecten. Bij middelen met een kleine therapeutische breedte (dus een lage ratio) ligt dat anders; geeft men juist genoeg dan is er geen vuiltje aan de lucht, geeft men bijvoorbeeld twee keer zoveel, of is de patiƫnt in kwestie toevallig niet zo goed in staat het middel te metaboliseren (en hierin bestaan voor veel middelen bij veel mensen en dieren grote verschillen), dan kunnen er al vergiftigingsverschijnselen, en in extreme gevallen de dood, optreden.

Soms is het nodig bij toediening van een geneesmiddel na enige tijd te controleren hoeveel van het middel zich in het bloed bevindt. Dit is een belangrijke procedure tijdens de klinische fase van de geneesmiddelenontwikkeling.

Voorbeelden van middelen met een geringe therapeutische breedte zijn digoxine, gentamicine, lithiumcarbonaat en colchicine. Ook voor vrij verkrijgbare middelen zoals de pijnstiller paracetamol kunnen de marges vrij krap zijn.[1]

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.