Tarquinius Noyon

Tarquinius Johannes Noyon (Sneek, 24 december 1848 - Soest, 31 juli 1929) was procureur-generaal van de Hoge Raad der Nederlanden.

Dit artikel staat op een nalooplijst. Als je de inhoud op verifieerbaarheid gecontroleerd hebt, kun je dit sjabloon verwijderen. Bekijk ook de bewerkingsgeschiedenis om te zien of anderen hier al aan gewerkt hebben.

Leven en werk

Noyons was een telg van een familie van hugenoten. Hij was de oudste zoon van Petrus Simeon Noyon (1817-1892), vicepresident van het Gerechtshof in Amsterdam, en Johanna Wouters. Hij volgde de opleiding aan het Stedelijk Gymnasium in Amsterdam. Daarna studeerde hij rechten aan het Athenaeum Illustre. Hij rondde zijn juridische opleiding af aan de universiteiten van Utrecht en Leiden. In 1868 deed hij in leiden zijn kandidaatsexamen deed en op 27 januari 1872 magna cum laude promoveerde hij aldaar op een proefschrift getiteld "Het verzekerbaar belang van den crediteur in den zeehandel". Hij trouwde in 1887 met Louize Catharina Elizabeth van Valkenburg (1863-1943). Uit hun huwelijk werden drie kinderen geboren, twee zonen en een dochter.

Carrière

Vrouwen in de rechtspraak

Op 14 september 1872 werd hij benoemd tot adjunct-commies aan het Departement van Justitie. In 1875 werd hij substituut-officier in Brielle, in 1876 in Rotterdam. Van 1887 - 1889 was hij officier van justitie bij de arr.-rechtbank te Winschoten, in 1890 in Leeuwarden, waar hij in 1896 advocaat-generaal bij het Hof werd. Drie jaar later werd hij benoemd tot procureur-generaal van de Hoge Raad waar hij bleef totdat hij vanwege zijn hoge leeftijd op 1 mei 1927 ontslag nam. Tijdens zijn periode als procureur-generaal werd gediscussieerd of het wenselijk zou zijn om vrouwen in de rechterlijke macht toe te laten. Noyon vreesde dat vrouwen tijdens hun zwangerschap en hun maandelijkse periodes niet beschikken konden over onbevangen en onpartijdig oordeel.[1]

Hij werd opgevolgd door mr. A. Tak. Noyon overleed in 1929 op 80-jarige leeftijd in Soest.

Publicaties

Noyon publiceerde onder andere een driedelig werk over het Wetboek van Strafrecht. Andere werken van hem waren "Het wetboek van strafrecht opgehelderd door de jurisprudentie van den Hoogen Raad" en een werk over het Wetboek van strafvordering.

Onderscheideingen

Noyon werd in 1912 benoemd tot Commandeur in de Orde van den Nederlandschen Leeuw en in 1927 tot Ridder grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau.[2]

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.