Storsjöodjuret

Het Storsjöodjuret (Nederlands: "het Grootmeerondier") is een folkloristisch of cryptozooölogisch fenomeen in het Storsjön in centraal Jämtland.

Standbeeld van het ondier.

Verhaal

Het ondier werd in 1635 voor het eerst schriftelijk genoemd in de legende van de trollen Jata en Kata, opgetekend door pastoor Mogens Pedersen. Hier wordt het beest geassocieerd met de Frösö-runenstenen, die net als veel andere runenstenen een monster met drakenlussen laat zien.

"Lang, lang geleden stonden twee trollen, Jata en Kata, aan de oevers van de Storsjön en kookten iets in elke ketel. Ze kookten en verdunnen, dagen, weken en jaren. Ze wisten niet wat er van het brouwsel zou worden, maar vroegen zich veel af. Op een avond klonk er een vreemd geluid uit de ketel. Het stikte, kreunde en schreeuwde en klonk toen hard. Een vreemd dier met zwarte slangenlichaam en kattenkop sprong uit de ketel en verdween in het meer. Het beest bloeide in het meer, groeide enorm en het veroorzaakte afschuw onder mensen. Uiteindelijk reikte het rond Frösö en kon het zichzelf in de staart bijten. Ketil Runske bond het enorme beest vast met een sterke magische formule, die in een steen op Frösön was gegraveerd. De slang was afgebeeld op de steen. De trol moet dus vast blijven zitten totdat iemand de inscriptie op de steen kan lezen en begrijpen."

Observaties

Talrijke claims over waarnemingen van het fenomeen zijn gedaan sinds de 19e eeuw, voornamelijk tijdens de zomer en vooral tijdens de rode maan, voornamelijk in de zuidelijke en oostelijke delen van het meer. In 1894 werd een speciaal bedrijf opgericht om het beest te vangen. Koning Oscar II droeg geld bij aan het bedrijf en de stad Östersund droeg ook kapitaal bij aan een speciaal ontworpen vangapparaat dat tegenwoordig te zien is in het Streekmuseum van Jämtland County Museum.

Beschrijving

Het ondier van de Storsjön wordt meestal beschreven als slangachtig, meer dan 10 meter lang en tot een meter breed, met twee tot drie bulten achter elkaar. De huid wordt beschreven als glanzend met schubben en de kleur als grijszwart tot grijsgroen met zwarte vlekken. Het heeft korte benen, met langere achterpoten, die zwemvinnen lijken te hebben. De hals is lang en eindigt met een kleine hondachtige kop met duidelijke oren en grote ogen.

Verklaringen

Door de jaren heen zijn er veel verklaringen voor het beest voorgesteld. Een van de meest voorkomende is dat het Storsjöon-dier een extreem grote meerval is, de op één na grootste zoetwatervis van Europa, waarvan de tot nu toe de grootste vijf meter lang was en 300 kg woog. De meerval is een roofvis, waarvan het grootste gevangen exemplaar in Zweden ongeveer 3,5 meter lang was en tot bijna 200 kg woog. Meestal is het een bodemvis, maar soms jaagt hij dichter bij de oppervlakte en tijdens het speelseizoen in juli-augustus gaat hij in ondieper water. Visserij-experts verwerpen die verklaring echter meestal, aangezien er ten noorden van het Mälarmeer sinds de eeuwwisseling geen geen meervallen gevangen of waargenomen zijn.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.