Sint-Michielsakkoord
Het Sint-Michielsakkoord is de naam voor de vierde staatshervorming die in 1993 gesloten werd en dat België formeel omvormde tot een federale staat. Er komt een nieuwe versie van de Grondwet.
Op 29 september 1993, de dag van Sint-Michiel, werd dit akkoord gesloten tussen de vier partijen in de regering-Dehaene I (christendemocraten CVP en PSC en sociaaldemocraten SP en PS). Het akkoord kreeg steun van de Volksunie, de groene partijen (Agalev en Ecolo) en de zowel dissidente als doorslaggevende stem van Jan De Corte (ROSSEM).
De essentie van de staatshervorming was de transformatie van een unitaire staat (met gemeenschappen en gewesten) bestaande uit negen provincies naar een federale staat bestaande uit gemeenschappen en gewesten, waarvan twee gewesten elk vijf provincies bevatten.
Verwezenlijkingen:
- Provincieraadsverkiezingen werden gebonden aan gemeenteraadsverkiezingen (elke zes jaar) in plaats van aan parlementsverkiezingen (elke vier jaar, met mogelijkheid van vervroegde verkiezingen). De eerste lokale verkiezingen werden op 9 oktober 1994 gehouden.
- Splitsing van de tweetalige provincie Brabant in Vlaams-Brabant en Waals-Brabant (met ingang van 1 januari 1995). Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest was vanaf dan provincieloos. Als gevolg van de splitsing maakten de faciliteitengemeenten geen deel meer uit van een tweetalige provincie, maar van een eentalige.
- Het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde werd echter niet gesplitst.
- In Vlaams-Brabant komt er een adjunct-gouverneur die toeziet op de taalwetgeving.
- De Vlaamse Raad en Waalse Raad, nu Vlaams Parlement en Waals Parlement, worden rechtstreeks verkozen. De eerste Vlaamse verkiezingen 1995 en Waalse verkiezingen 1995 volgen hierop.
- De Kamer van volksvertegenwoordigers telt nu 150 leden in plaats van 212.
- De Senaat wordt grondig hervormd, zowel op vlak van bevoegdheden als samenstelling:
- In plaats van volledig gelijkwaardig aan de Kamer, heeft de Senaat nu minder bevoegdheden en zijn er verschillende procedures naargelang de materie.
- Het aantal rechtstreeks verkozen senatoren werd herleid van 106 naar 40, en deze werden verkozen door de twee gemeenschappen in plaats van arrondissementele kieskringen. Provinciale senatoren werden vervangen door gemeenschapssenatoren, en het aantal gecoöpteerde senatoren werd verminderd van 26 naar 10.
- Deelstaten krijgen de bevoegdheid verdragen te sluiten.
- Deelstaten krijgen beperkte constitutieve autonomie.
- Ministers kunnen niet meer tegelijk parlementslid zijn; hun mandaat wordt tijdelijk door een opvolger uitgeoefend.
- De gemeenschappen krijgen de bevoegdheid over de organieke regelgeving omtrent de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW's), opgericht bij wet van 8 juli 1976.