Sidrac

Het Oudfranse handschrift Sidrac (of: Sydrac, le philosophe) dateert uit de tweede helft van de dertiende eeuw en de Middelnederlandse vertaling uit het eerste kwart van de veertiende eeuw. Er is ook een Engelse vertaling van rond 1550.

Dit prozawerk brengt wetenschappelijke kennis samen in de vorm van een dialoog. De Sidrac begint met een rijmproloog en eindigt met een rijmepiloog die door de vertaler werden toegevoegd. Na de proloog vindt men een inhoudsopgave waarin 421 vragen zijn opgesteld. Daarna volgt het kaderverhaal dat handelt over de (fictieve) ontstaans- en overleveringsgeschiedenis van het werk.

Sidrac is een wijze die van God kennis van het verleden en de toekomst heeft gekregen. 847 jaar na de dood van Noah wordt hij bij koning Boctus van Bactorië geroepen omdat die zijn hulp nodig heeft. Boctus probeert namelijk een vesting te bouwen aan de Indische grens, maar het bouwwerk wordt elke nacht op mysterieuze wijze weer afgebroken. Sidrac helpt hem de betovering te doorbreken en overtuigt de koning van zijn geloof in één God. Nadat Boctus zich heeft bekeerd, stelt hij de wijze vele vragen die allemaal beantwoord worden in het boek.

De Sidrac is een didactisch werk dat antwoorden geeft op theologische, natuurwetenschappelijke en ethische vragen. Zo zijn er vragen die gaan over de relatie tussen God en de mens, over het gedrag van koningen en de relatie met hun onderdanen, over vriendschap en over de relatie tussen man en vrouw. De dialoog in de Sidrac biedt ons een interessant perspectief op het middeleeuwse wereldbeeld. Doordat het boek in de volkstaal geschreven was, maakte het wetenschappelijke kennis toegankelijk voor een groot publiek. Het was dan ook wijdverspreid in de middeleeuwen.

Na het laatste antwoord vertelt de auteur de afloop van het kaderverhaal over de filosoof en de koning. Deze laatste kan uiteindelijk toch zijn toren bouwen. De Indische vorst Garaab onderwerpt en bekeert zich en zijn onderdanen volgen hem daarin. Na de dood van Boctus en Sidrac aanbidt het Indische volk echter opnieuw haar eigen goden. Om het verhaal van de koning en de wijze helemaal af te sluiten, eindigt de vertaler zijn boek met een rijmepiloog waarin hij vraagt om Gods genade.

Jan van Boendale

Twee wetenschappers, Johannes F.J. Van Tol en Jo Reynaert, hebben zich over dit vraagstuk gebogen. Reynaert schrijft het auteurschap toe aan Jan van Boendale, terwijl dat volgens Van Tol onmogelijk is. Wie dus de Middelnederlandse vertaling van de Sidrac geschreven heeft, is tot op heden duister.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.