Platwormen

Platwormen (Platyhelminthes) vormen een stam van dieren die gekenmerkt worden door een langwerpig en plat lichaam.

Platwormen
Fossiel voorkomen: Perm[1]heden
Mogelijke overblijfselen uit Devoon[2]
Pseudobiceros bedfordi, een in zee levende platworm
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Onderrijk:Eumetazoa (Orgaandieren)
Superstam:Platyzoa
Stam
Platyhelminthes
Dugesia tigrina
Afbeeldingen Platwormen op Wikimedia Commons
Platwormen op Wikispecies
Portaal    Biologie
Botulus microporus parasiteert
op het lancetvisje.

Er zijn ongeveer 20.000 soorten, die allemaal in zeer vochtige omstandigheden leven. De meeste soorten leven onder water of in de weefsels van andere organismen. Veel soorten (zoals de lintwormen) parasiteren, maar er zijn ook soorten die vrijlevend zijn. Vrijlevende soorten in zoet of zout water zijn vaak afvaleters, maar ook jagende platwormen komen voor. Het voedsel wordt eerst voorzien van verterende sappen, waarna het halfverteerde voedsel met de monddelen naar binnen wordt gezogen.

Kenmerken

Platwormen zijn vaak slechts enkele millimeters tot soms 20 meter lang, hebben een zeer slap en plat lichaam en twee of meer ogen aan de voorzijde bij de kop. De kop is meestal van de achterzijde te onderscheiden door een iets andere vorm of een insnoering en de lichtere of juist donkere oogvlekken. Deze 'ogen' kunnen slechts grote veranderingen in de lichtval waarnemen en niet echt zien zoals veel zoogdieren kunnen. Een platworm heeft geen bloed; de huid is zo dun dat zuurstof erdoorheen dringt en de organen en spieren bereikt. De mond- en geslachtsopeningen liggen meestal aan de buikzijde. De voortbeweging geschiedt met behulp van trilharen (enkel de trilhaarwormen) en spieren. Het spijsverteringsstelsel bestaat meestal uit een sterk vertakte verteringsbuis, waarin vertering gebeurt door fagocytose van de endodermcellen; een anus ontbreekt echter vaak, de mond fungeert als anus. Sommige platwormen (zoals de lintwormen) bezitten zelfs geen spijsverteringsstelsel: excretie gebeurt aan de hand van een protonephridiumbuisje, dat bestaat uit vlamcellen of solenocyten en in verbinding staat met twee afvoerkanaaltjes. Dit zijn cellen met cilia die filteren en de afvalstoffen in één kanaal brengen. Ook het zenuwstelsel is vrij rudimentair, er komen enkel enkele zenuwstrengen voor.

Voortplanting en levenscyclus

Platwormen zijn net als veel andere wormachtige dieren tweeslachtig en kunnen zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtscellen produceren. Ook kan een aantal platwormen zich letterlijk in tweeën delen, waarna beide delen kunnen uitgroeien tot aparte exemplaren. Andere platwormen doen aan zelfbevruchting. Het vervelende van veel parasitaire platwormen is dat de verschillende stadia, soms wel vijf, door faecaliën verspreid worden en zo overal terechtkomen, zoals in straatvuil en drinkwater. Sommige soorten, zoals de beruchte vossenlintworm (Echinococcus multilocularis), kunnen na besmetting levensgevaarlijk zijn voor mensen. Niet alleen vossen maar ook honden, katten en knaagdieren kunnen drager zijn van deze worm.

Onderzoek, gepubliceerd in het vooraanstaande wetenschappelijke tijdschrift Science, heeft uitgewezen dat niet-parasitaire platwormen (klasse Turbellaria) geen centrosoom in hun cellen hebben en toch een normale celdeling lijken te hebben. Daardoor is onduidelijk geworden wat de rol van een centrosoom is, omdat altijd werd verondersteld dat de centrosomen een essentiële rol spelen bij de kerndeling.[3]

Indeling

De indeling van de platwormen is voor de encyclopediemaker een nachtmerrie, omdat er een groot aantal verschillende opvattingen over bestaan. Nog steeds zeer gangbaar is een indeling in vier klassen Platyhelminthes.

  1. Cestoda: lintwormen;
  2. Monogenea: parasitaire platwormen, vooral op soorten vissen;
  3. Trematoda: parasitaire platwormen, onder andere soorten die in de lever van zoogdieren zoals de mens kunnen leven (leverbot);
  4. Turbellaria: omvat zowel vrijlevende soorten, zoals de platwormsoorten uit de familie Planariidae, als commensaal en parasitair levende soorten. De meeste parasitaire soorten leven in ongewervelde dieren.

Vooral de klasse van de Turbellaria is eigenlijk een vergaarbak van groepen met verschillende gemeenschappelijke voorouders.[4]

Ook de volgende indeling wordt wel gehanteerd waarbij Turbellaria niet meer wordt gebruikt :[5]

  • Onderstam Catenulida
    • Familie Catenulidae Graff, 1905
    • Familie Chordariidae Marcus, 1945
    • Familie Retronectidae Sterrer & Rieger, 1974
    • Familie Stenostomidae Vejdovsky, 1880
    • Familie Tyrrheniellidae Riedl, 1959
  • Onderstam Rhabditophora
    • Superklasse Neodermata
    • Orde Bothrioplanida
      • Familie Bothrioplanidae Vejdovsky, 1895
    • Orde Fecampiida
      • Familie Fecampiidae Graff, 1903
      • Familie Genostomatidae Graff, 1903
      • Familie Notenteridae Joffe, Selivanova & Kornakova, 1997
      • Familie Piscinquilinidae Laumer & Giribet, 2017
      • Familie Urastomidae Marcus, 1951
    • Orde Gnosonesimida
      • Familie Gnosonesimidae Reisinger, 1926
    • Orde Macrostomorpha
    • Orde Polycladida
    • Orde Prolecithophora
    • Orde Prorhynchida
    • Orde Proseriata
    • Orde Rhabdocoela
      • Onderorde Dalytyphloplanida
      • Onderorde Kalyptorhynchia
    • Orde Tricladida
  • Onderstam incertae sedis
    • Geslacht Candimba Marcus, 1949
    • Geslacht Centrostomum Diesing, 1862
    • Geslacht Coleophora Steinbock, 1932
    • Geslacht Conoceros Lang, 1884
    • Geslacht Cyrtomorpha Graff, 1882
    • Geslacht Dalyellioidarum Steinbock, 1948
    • Geslacht Darwinia Pereyaslawzewa, 1892
    • Geslacht Dicelis Schmarda, 1859
    • Geslacht Diopsis Diesing, 1862
    • Geslacht Diplonchus Stimpson, 1857
    • Geslacht Discoplana Bock, 1913
    • Geslacht Elasmodes Le Conte, 1851
    • Geslacht Endocelis Schmankewitsch, 1873
    • Geslacht Fasciola Linnaeus, 1758 (sensu lato)
    • Geslacht Gasterotrichula Bargoni, 1896
    • Geslacht Glossostoma Le Conte, 1851
    • Geslacht Graffia Levinsen, 1879
    • Geslacht Heterostylochus Verrill, 1892
    • Geslacht Heterostylochus Verrill, 1893
    • Geslacht Mexistylochus Hyman, 1953
    • Geslacht Monochoerus Lohner & Micoletzky, 1911
    • Geslacht Monotus Diesing, 1862
    • Geslacht Nautiloplana Stimpson, 1857
    • Geslacht Niobe Girard, 1852
    • Geslacht Paraplehnia Bock, 1923
    • Geslacht Peasia Gray & Pease, 1860
    • Geslacht Penula Kelaart, 1858
    • Geslacht Phylloplana Laidlaw, 1903
    • Geslacht Plagiostomula Westblad, 1956
    • Geslacht Polyporus Plehn, 1897
    • Geslacht Proceros Quatrefages, 1845
    • Geslacht Thalattoplana Bock, 1925
    • Geslacht Trachyplana Stimpson, 1857
    • Geslacht Tricelis Quatrefage, 1845
    • Geslacht Turbella Ehrenberg, 1831
    • Geslacht Typhlolepta Ørsted, 1843
    • Geslacht Utsurus Marcus, 1954
    • Geslacht Vortex Ehrenberg, 1831
    • Familie Geopaliducolidae Komarek, 1919
    • Familie Leimacopsidae Diesing, 1861
    • Superfamilie Cephaloceroidea Diesing, 1850
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.