Peil

Het peil is de hoogte van de waterstand in een polder en het water eromheen, de boezem, die door een waterschap wordt gehandhaafd, het polderpeil (PP). Dit kan met behulp van gemalen, spuisluizen en stuwen. In een peilbesluit staat welke waterpeilen worden aangehouden in sloten, vaarten, kanalen en waterpartijen. In de zomer is het peil in de polder vaak hoger dan in de winter, omdat er in de zomer in de polder meer water nodig is. Daarom spreekt men in dit kader wel van zomerpeil en winterpeil. Het peil wordt ook wel de waterstand genoemd en kan afgelezen worden op een peilschaal. Het kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater. Het peil wordt in België afgemeten aan de Tweede Algemene Waterpassing (TAW) en in Nederland gerelateerd aan het Normaal Amsterdams Peil (NAP).

Peilschaal in Woerden. Het wateroppervlak staat op 188 cm onder NAP

Streefpeil

Omdat water nu eenmaal tijd nodig heeft om ergens naartoe te stromen, is de waterstand achter in een polder vaak hoger dan bij het gemaal. Omdat het water uit de polder naar de boezem wordt uitgeslagen en niet altijd meteen kan afvloeien, varieert ook daar de waterstand. Men spreekt daarom vaak van streefpeil, het niveau dat pas ontstaat in toestand van rust (als er geen stroming meer is).

Er wordt wel getracht deze waterstand binnen bepaalde grenzen te houden. Dit streefpeil heet boezempeil (BP).

Kanaalpeil

Kanaalpeil (KP) is een peil met een afwijkend referentieniveau dat in een kanaal gebruikt wordt waarbij het streefpeil de nulhoogte is. Dit is voor scheepvaart handiger omdat schippers niet steeds te hoeven berekenen hoe hoog de overspanningen boven het water zijn. Ze hoeven dan alleen te corrigeren voor afwijking van het kanaalpeil door bemaling en op- en afwaaïng.

Stuwpeil

De grote rivieren hebben geen vast peil, maar als er een stuw in gebouwd is kent men daar wel een stuwpeil (SP).

Ontwerppeil

Het peil waarvoor een waterkering ontworpen wordt, aan de kust bijv. een waterstand die een kans van voorkomen heeft van 1/10000 per jaar; langs de grote rivieren een waterstand die hoort bij een afvoer die een kans van voorkomen heeft van 1/1250 per jaar.

Andere peilen

In de bouw

In de bouw is het 'peil' het horizontale vlak van waaruit alle hoogten in een gebouw worden bepaald. Meestal is dit de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer die op peil is nul ligt (peil = 0). Tevens kan worden bepaald hoeveel deze vloer hoger of lager ligt dan NAP.

Bij motoren

Bij motoren spreekt men o.a. van 'oliepeil', waarmee bedoeld wordt het niveau van de smeerolie in het carter. Dit niveau wordt dan bepaald met een peilstok en mag niet te hoog of te laag staan. In moderne motoren worden deze niveaus ook automatisch gemeten en de electronic control unit (ECU) geeft een waarschuwing als een peil onjuist is.

Bij voertuigen

Vloeistoffen in een voertuig waarvan het peil kan worden vastgesteld zijn remvloeistof, hydraulische olie, motorolie, koelvloeistof en motorbrandstof.

Overdrachtelijk

Peil wordt ook overdrachtelijk gebruikt in de zin van kwaliteit, bijvoorbeeld: "Het peil van een cabaretvoorstelling".

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.