Paul Rodenko
Paul Thomas Basilius Rodenko (Den Haag, 26 november 1920 - Warnsveld, 9 juni 1976) was een belangrijk Nederlands dichter, criticus, essayist en vertaler. Hij was de zoon van een Russische vader en een Engelse moeder,[1] en een broer van schrijfster Olga Rodenko.
Paul Rodenko
| ||||
Rodenko ontvangt de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam (1960) uit handen van wethouder De Roos | ||||
Algemene informatie | ||||
Volledige naam | Paul Thomas Basilius Rodenko | |||
Geboren | 26 november 1920 | |||
Geboorteplaats | Den Haag | |||
Overleden | 9 juni 1976 | |||
Overlijdensplaats | Warnsveld | |||
Land | ||||
Beroep | schrijver | |||
Dbnl-profiel | ||||
|
Betekenis
In de oorlog werkte hij mee aan de illegale tijdschriften Maecenas (Den Haag) en Parade der Profeten (Utrecht). Zijn poëtisch debuut maakte Rodenko in 1947 met zijn vertaling van Dvenatsat (De twaalf) van de Rus A. Blok. Door zijn essays en bloemlezingen over de experimentele poëzie in Nederland, ontstond een klimaat waarin de vernieuwende Beweging van Vijftig in de Nederlandse poëzie in steeds bredere kring werd geaccepteerd. Rodenko, die meteen na de oorlog enkele jaren in Parijs doorbracht, waar hij zich intensief met het surrealisme en het existentialisme bezighield, was zich al voor het optreden van de Vijftigers bewust van de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog op de literatuur. Zijn essays getuigen van een buitengewone eruditie; door zijn veelzijdige belezenheid en zelfstandige verwerking van de Europese poëzie in het algemeen, wist hij de vernieuwingen in de Nederlandse poëzie in de jaren vijftig moeiteloos te plaatsen in een breder Europees verband. Beroemd werden zijn beschouwingen over onder anderen Gerrit Achterberg en Hans Lodeizen. Ook zijn gedichten, in 1975 verzameld onder de titel Orensnijder tulpensnijder, zijn van een bijzondere intensiteit. Vertalingen uit het Russisch, Frans, Duits en Engels werden ook door hem verzorgd.
Rodenko ligt samen met zijn vrouw Jettie Rodenko-Schaper begraven op de Oosterbegraafplaats in Zutphen. Samen hadden ze een zoon en een dochter.
Werk (selectie)
- De twaalf (Amsterdam, 1947; vertaling van Bloks Dvenatsat)
- Gedichten, Poëziereeks De Windroos, Amsterdam (1951)
- Tussen de regels, wandelen en spoorzoeken in de moderne poëzie. Den Haag/Antwerpen (1951)
- Vrijmoedige liefdesverhalen: naar verhalen uit Duizend-en-een-nacht. (5 delen) (1955-1959)
- Gedoemde dichters, Den Haag (1957)
- De sprong van Münchhausen, Den Haag (1959)
- Stilte, woedende trompet, Den Haag (1959)
- Dichters van deze tijd, Amsterdam (1960)
- Orensnijder tulpensnijder. Verzamelde gedichten, Amsterdam (1975)
- Op het twijgje der indigestie, Amsterdam (1976)
- Verzamelde essays en kritieken, in 4 delen. Bezorgd door Koen Hilberdink. Amsterdam (1991-1992)
- In de reeks Ooievaar Pockets zijn 12 deeltjes van zijn hand verschenen
Straatnamen
In Zutphen (in de wijk Leesten) en in Amstelveen is een laan naar hem genoemd, in Dongen een straat en in Utrecht (in de wijk De Woerd) en in Culemborg een hof.
Externe links
- Biografieën, werken en teksten bij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (dbnl)
- Portret in Biografisch Woordenboek van Nederland
Bronnen, noten en/of referenties
|