Ontmanteling

Met ontmanteling wordt meestal bedoeld het slechten van borstweringen en vestingwerken. De omwalling, bestaande uit aarden wallen en/of stadsmuren van een vestingstad, werd hierin als een "mantel" gezien, ter bescherming tegen de "regen van pijlen, kogels enzovoort". Het afgraven van wallen, en dempen van grachten noemt men ontmantelen[1].

Vestingwet

In Nederland maakte de vestingwet uit 1874 het mogelijk dat steden hun vestingwerken af mochten breken, om de plaats vrij te maken voor nieuwe stedelijke voorzieningen op de vrijgekomen grond [2]. De terreinen werden door het Ministerie van Oorlog via de Dienst Domeinen verkocht aan de gemeenten. Om de sloopkosten te dekken waren ingenieuze stedenbouwkundige ontwerpen noodzakelijk. Frederik Willem van Gendt, ingenieur voor de ontmanteling van steden, was hierin voor veel steden een belangrijk adviseur. Van Gendt had al eerder ervaring opgedaan in Arnhem waar de vestingwerken al voor de vestingwet van 1874 ontmanteld mochten worden. De belangrijkste delen van de plannen waren wandelroutes, parken en villaparken. Behalve Arnhem (1817) werd de formule daarna succesvol toegepast in Haarlem (1821) Utrecht (1829) waarna nog vele steden zouden volgen.[3].

Zie ook

Ontmantelde vestingwerken Kenaupark te Haarlem
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.