Oerial

De oerial of het steppeschaap is een groep wilde schapen die verwant zijn aan de moeflon en in het wild voorkomen in Centraal-Azië. De naam oerial wordt voor meerdere, nauw verwante ondersoorten van het wilde schaap gebruikt.

Oerial
Oerials (2 mannetjes, 1 vrouwtje, 1 jong) in de Pretoria Zoo
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Mammalia (Zoogdieren)
Orde:Artiodactyla (Evenhoevigen)
Familie:Bovidae (Holhoornigen)
Onderfamilie:Caprinae (bokken)
Geslacht:Ovis (schapen)
Soort:Ovis orientalis (moeflon)
(geen rang)
oerial
Afbeeldingen Oerial op Wikimedia Commons
Portaal    Biologie
Zoogdieren

Verspreiding

Verspreidingsgebied van de oerial

De oerial komt voor van het noordoosten van Iran en van het westen van Kazachstan tot Beloetsjistan en Ladakh. In het oosten grenst dit gebied aan het verspreidingsgebied van de argali (Ovis ammon), in het zuidwesten aan het verspreidingsgebied van de moeflon (Ovis orientalis orientalis). In het overgangsgebied in het noordoosten van Iran kruisen de moeflon en de oerial met elkaar. In Ladakh, waar zowel oerials als argali's leven, komen de twee groepen naast elkaar voor, maar bewonen de oerials lagere delen van de hellingen.

De natuurlijke habitat van de oerial zijn droge steppes en woestijnen, meestal in bergachtig gebied. Ze klimmen echter niet op de steilere rotswanden.

Vanwege de jacht en de concurrentie met gedomesticeerde kuddes is het aantal oerials over het hele verspreidingsgebied afgenomen. In 2006 werd het totaal aantal in het wild levende dieren op rond de 40.000 geschat.

Kenmerken

Oerials hebben een schouderhoogte van 80 tot 90 cm en een gewicht van 35 tot 90 kg. Daarmee zijn ze duidelijk kleiner dan argali's. Oerials hebben een roodbruine, lange vacht, die tijdens de winter lichter van kleur wordt. De buik is vaalwit van kleur.

De mannetjes hebben grote, gedraaide horens en een opvallende band rondom de hals, die van de borst tot de nek loopt. Deze band kan zwart zijn of wit, naargelang de betreffende ondersoort. Sommige ondersoorten hebben een witte vlek op de rug.

Levenswijze

Volwassen vrouwtjes (ooien) en jongen vormen kuddes. De volwassen mannetjes (rammen) leven gescheiden van de kuddes. In de bronsttijd (in de late herfst en het begin van de winter) vallen de kuddes uiteen in kleine groepen van gemiddeld vier ooien, die door een enkele ram verdedigd en gedekt worden.

Taxonomie

Onder de naam oerial vallen de volgende ondersoorten:[1]

  • Ovis orientalis vignei (Ladakh-oerial; Blyth, 1841), komt voor in Ladakh en het noorden van Pakistan. Bij de mannetjes is de vacht koperrood met een witte zadelvlek en zwarte halsband. De populatie is ongeveer 2100 dieren groot.
  • Ovis orientalis cycloceros (kruishoornschaap of Afghaanse oerial; Hutton, 1842), komt voor in Oezbekistan, Turkmenistan, Tadzjikistan, het oosten van Iran, Afghanistan, het noorden van Pakistan, Kasjmir, Punjab en Beloetsjistan. Deze ondersoort is overal sterk bedreigd.
  • Ovis orientalis arkal (arkal of Transkaspische oerial; Eversmann, 1850), leven op het Oestyoertplateau in het grensgebied van Turkmenistan, Oezbekistan en Iran en in het westen van Kazachstan. Sterk bedreigd, nog ongeveer 11.000 dieren leven in het wild.

In het Turkmeens-Afghaans grensgebied gaan de twee laatste ondersoorten vloeiend in elkaar over.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.