Nina Berberova

Nina Nikolajevna Berberova (Russisch: Нина Николаевна Берберова) (Sint-Petersburg, 26 juli 1901 - Philadelphia (Pennsylvania), 26 september 1993) was een Russische dichteres en schrijfster.

Nina Berberova en Vladislav Chodasevitsj, Sorrento, 1925

Leven en werk

Berberova werd geboren als dochter van een hoge ambtenaar uit Armenië en een moeder die stamde uit een geslacht van grootgrondbezitters (en wier vader nog model stond voor Ivan Gontsjarovs Oblomov). Berberova studeerde ten tijde van de Russische Revolutie (1917) in Rostov aan de Don. Nadat haar eerste dichtbundel uitkwam verliet ze echter de universiteit en verhuisde naar Sint-Petersburg, waar ze zich aansloot bij vooraanstaande dichterskringen, meer in het bijzonder het 'dichtersgilde' van Nikolaj Goemiljov.

Nadat Goemiljov in 1921 door de Bolsjewieken was geëxecuteerd verliet Berberova Rusland in 1922, samen met haar geliefde Vladislav Chodasevitsj. Eind jaren twintig schakelde ze geleidelijk over van poëzie naar proza en groeide uit tot een soort van chroniqueur van de Russische bannelingen in het westen. Ze schreef romans, novellen, een biografie over Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (waarin voor het eerst werd ingegaan op diens homoseksualiteit), en uitgebreide memoires onder de titel Kursiv Moi.

Kursiv Moi is te lezen als een geschiedenis van de "witte emigratie", meer in het bijzonder van de literaire gemeenschap daarbinnen. Het verscheen voor het eerst in 1969 in het Engels als The Italics are Mine en werd in 1991 door Yolanda Bloemen en Marja Wiebes in het Nederlands vertaald als Cursivering van mij. Tegenwoordig wordt het algemeen gezien als haar hoofdwerk. Het is stilistisch sterk geschreven en bevat unieke schetsen uit het emigrantenleven van Russische beroemdheden als Bely, Gorki, Boenin, Merezjkovski, Hippius, Zajtsev, Kerenski en uiteraard Chodasevitsj.[1]

Na te hebben geleefd in Berlijn en Parijs en twee keer te zijn gescheiden (in 1932 van Chodasevitsj, in 1947 van haar tweede man), woonde Berberova vanaf 1950 in de Verenigde Staten. Daar doceerde ze lange tijd Russisch aan de Yale-universiteit. Ze overleefde de meeste van haar tijdgenoten en bezocht aan het eind van haar leven het Rusland van na de Sovjet-tijd.

Bibliografie (selectie)

  • Alexandre Blok et son temps (1922)
  • Biiankurskie Prazdniki (verhalen, gepubliceerd in de jaren twintig in Poslednie novosti)
  • Poslednie i pervyi (1930)
  • Povelitel'nitsa (1932)
  • Chaikovskii : istoriia odinokoi zhizni (1936)
  • Bez zakata (1938)
  • Oblegchenie uchasti (verhalen, 1947)
  • Kursiv Moi (1969)
  • Zheleznaia Zhenshchina (1982)

Literatuur en bronnen

  • A. Bachrach e.a.: Encyclopedie van de wereldliteratuur, 1980, Bussum

Noot

  1. Cf. nawoord vertalers bij Nederlandse uitgave.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.