Nieuw-Zeelandse vruchtenduif

De Nieuw-Zeelandse vruchtenduif of de Nieuw-Zeelandse duif (Hemiphaga novaeseelandiae) is een vogel die endemisch is in Nieuw-Zeeland. De meest gebruikte naam is kererū, van oorsprong de Maori-naam.

Nieuw-Zeelandse vruchtenduif
IUCN-status: Gevoelig[1] (2014)
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Aves (Vogels)
Orde:Columbiformes (Duifachtigen)
Familie:Columbidae (Duiven)
Geslacht:Hemiphaga
Soort
Hemiphaga novaeseelandiae
(Gmelin, 1789)
Afbeeldingen Nieuw-Zeelandse vruchtenduif op Wikimedia Commons
Nieuw-Zeelandse vruchtenduif op Wikispecies
Portaal    Biologie
Vogels

Kenmerken

De Nieuw-Zeelandse duif wordt in het Nederlands soms ook wel tuinbroekduif genoemd, omdat zijn witte buik en witte schouderbanden doet denken dat de Nieuw-Zeelandse vruchtenduif een tuinbroek aan heeft. Het verenkleed is donker met iriserend bronskleurige en groene veren op de bovendelen en borst. Buik en onderdelen zijn wit. Het verenkleed bij beide geslachten is gelijk. De lichaamslengte bedraagt 46 tot 50 cm en het gewicht 600 tot 800 gram.

Leefwijze

De Nieuw-Zeelandse duif voedt zich vooral met de vruchten van de grote inheemse bomen, zoals karaka, tawa en Taraire. Ze voeden zich ook met bladeren, scheuten, bloemen en knoppen van inheemse en exotische soorten in de winter en het voorjaar, wanneer vruchten niet beschikbaar zijn.

Voortplanting

De Nieuw-Zeelandse duif is een langzame broeder, die slechts een ei bebroedt in de lente of zomer. Dit doen beide ouders beurtelings over een periode van 28 tot 30 dagen. Het nest is een broos platform van twijgen. Het kuiken blijft 36 tot 45 dagen in het nest en wordt gevoed met duivenmelk.

Verspreiding en leefgebied

De soort is endemisch in Nieuw-Zeeland en telt 2 ondersoorten:

  • H. n. novaeseelandiae: Nieuw-Zeeland.
  • H. n. spadicea: Norfolk.

Een nauwe verwant die ook wel als ondersoort wordt beschouwd is de chathamduif (H. chathamensis) van de Chathameilanden 800 km oostelijk van Nieuw-Zeeland.

Status

De grootte van de populatie is nog niet gekwantificeerd. Zeker tussen 1990 en 2010 nam het aantal sterk af, maar in 2012 meldde BirdLife International dat de aantallen stabiliseren. Die achteruitgang werd veroorzaakt door habitatverlies door ontbossing, overgebrazing en ontginning voor agrarisch gebruik. Veel inheemse bomen zijn van deze vogels afhankelijk voor zaadverspreiding, waardoor de regeneratie van het bos ook in gevaar komt. Verder werd de Nieuw-Zeelandse duif vroeger bejaagd door zowel Maori en Europeanen. Daarnaast werden eieren en jongen gepredeerd door ingevoerde roofdieren zoals hermelijnen (Mustela erminea), katten, possums (Trichosurus vulpecula) en ratten (Rattus rattus). Om deze redenen staat deze soort als gevoelig op de Rode Lijst van de IUCN.[1]

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.