Wintermycena

De wintermycena (Mycena tintinabulum) is een klein paddenstoeltje uit het geslacht Mycena. Het is een klein en teer paddenstoeltje dat zeer temperatuursgevoelig is. Het paddenstoeltje verschijnt tussen oktober en april[2] op de stronken van levende en dode loofbomen, vaak op beukenhout.[3]

Wintermycena
Taxonomische indeling
Rijk:Fungi (Schimmels)
Stam:Basidiomycota
Klasse:Agaricomycetes
Onderklasse:Agaricomycetidae
Orde:Agaricales
Familie:Mycenaceae
Geslacht:Mycena
Soort
Mycena tintinnabulum
(Paulet) Quél. (1872[1])
Afbeeldingen Wintermycena op Wikimedia Commons
Portaal    Biologie

De wintermycena heeft een hoed met een doorsnee van 0,5 tot 2,5 cm,[4] meestal kastanjebruin van kleur maar soms ook wittig, blauwig, donkergeel of geelbruin. Aan de basis van de steel, die een diameter van 1–3 mm heeft, bevinden zich pluizige haartjes.[5] De myceliumdraden aan de steelvoet kleuren bij daglicht bleekgeel, maar geven licht in het donker. De sporen zijn elliptisch tot cilindrisch van vorm en meten 5 tot 7 bij 2,5-3 micrometer. Het zijn basidiosporen. De wetenschappelijke naam van de wintermycena luidt tintinnabulum, letterlijk klein belletje betekenend.[3]

In Nederland wordt het paddenstoeltje zeer zelden gevonden en staat het in de Nederlandse Rode lijst van paddenstoelen te boek als "ernstig bedreigd". Recent werd de paddenstoelensoort voor de eerste keer in de provincie Overijssel gespot op het landgoed Twickel, beroemd om zijn zeldzame paddenstoelen en een plek waar geregeld voor Nederland nieuwe paddenstoelensoorten worden ontdekt.[3] Ook in andere landen, zoals Noorwegen, is het paddenstoeltje zeldzaam.[6]

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.