Merino

Het merinoschaap of merinosschaap is een van de bekendste schapenrassen in de wereld. Het is het meest voorkomende schapenras ter wereld en wordt over het algemeen geprezen om de kwaliteit van de wol. Er zijn twee soorten merinosschapen te onderscheiden. Schapen zonder hoorns (of alleen kleine stompjes) en gehoornde merinosschapen met lange spiraalvormige hoorns die dicht bij het hoofd groeien. De rammen hebben meestal hoorns en de ooien niet.

Een ongeschoren merinosschaap

Wol

Geschoren wol van een merinosschaap

Er zijn zowel vlees- als wolmerino's. Het schaap is het bekendst om zijn wol. Dankzij de vele huidplooien produceert één schaap wel vijf kilo wol per jaar. De wolmerino blinkt niet alleen uit in de hoge wolproductie, maar ook in de bijzondere kwaliteit van die wol. Per vierkante centimeter groeien bij een merino tien keer zoveel haartjes als bij een gemiddeld ander schaap. De wol heeft een zeer fijne structuur en is daarom zeer geschikt voor tal van toepassingen. Zo wordt hij gebruikt voor gordijnen of om te vilten, maar hij is ook erg bruikbaar voor kleding, omdat de stof niet kriebelt.

Historie

Van oorsprong komen de merino's bij een kleine Berberstam uit Noord-Afrika (Marokko) vandaan. Aan de Moren is het succes van het merinosschaap te danken. Toen zij in Spanje heersten hebben zij de 'Mesta' opgericht, een soort gilde van schapenboeren die het fokken van schapen in goede banen moesten leiden.

De Spanjaarden kruisten deze met Spaanse schapen, wat uiteindelijk geresulteerd heeft in het nu bekende schapenras. In de middeleeuwen werd het merinosschaap als exclusief Spaans gezien en werd het cadeau gedaan aan hooggeplaatste gasten.

In 1519 namen Spaanse troepen de merinosschapen voor het eerst mee de landsgrenzen over. Vanaf die tijd werden steeds meer schapen geëxporteerd.

Verspreiding

Hoewel de eerste merinosschapen voorkwamen in Spanje is dat momenteel niet meer zo. Het schapenras is verspreid over de gehele wereld. Binnen Europa exporteerden de Spanjaarden de eerste merino's naar Zweden. Later heeft het ook geresulteerd in een export naar Oostenrijk, Frankrijk, Denemarken, Italië, Engeland en een paar Duitse staten. Later volgde ook de export over de gehele wereld. De eerste Amerikaanse merino's zijn door kapitein Ephraim Sturdivant via Portugal Amerika binnen gebracht.

Momenteel zijn de merino's met name terug te vinden in Nieuw-Zeeland, Australië, Argentinië, Zuid-Afrika en het westelijk deel van de Verenigde Staten. In Australië en Nieuw-Zeeland zijn de merino's gekruist met de schapenrassen lincoln, leicester, shropshire, suffolk en andere rassen om een nog betere kwaliteit van de wol te verkrijgen.

Nederland telt rond de 10, hoofdzakelijk kleine, fokkers. Deze dieren zijn geregistreerd bij de Vereniging Speciale Schapenrassen.[1] De 2 grootste kuddes lopen in het Zeeuws-Vlaamse Koewacht en bij kasteel Croy in Aarle-Rixtel.

Voortplanting

Het merinosschaap is geen vruchtbaar schapenras. Het gedijt goed op schraal grasland. Daar krijgt het gemiddeld 1,2 lammeren per keer. Dieren die goed gevoerd worden, kunnen gemiddeld 1,5 lammeren werpen. De bronst is lang en is niet van het seizoen afhankelijk. Ooien kunnen drie keer lammeren in twee jaar, oftewel elke acht maanden.

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.