Maria Rutgers-Hoitsema

Rutgers-Hoitsema, geboren als Maria Wilhelmina Hendrika Hoitsema, werd in 1847 in Friesland geboren als een dochter van de predikant Synco Hoitsema en Rika van Bolhuis, kleindochter van Lambertus van Bolhuis. In 1865 haalde ze haar onderwijsdiploma en in 1870 begon ze, samen met andere personen, een meisjesschool te Leiden. In 1873 werd Rutgers-Hoitsema hoofd van de openbare meisjesschool voor uitgebreid lager onderwijs te Rotterdam.

Rutgers-Hoitsema was een feministe en was (mede-)oprichtster van onder meer de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, de Rotterdamsche Buurtvereeniging ter Ontwikkeling van Vrouwen en Kinderen en Gezinnen uit de Arbeidersklasse en de Vereeniging ter Behartiging van de Belangen der Vrouw. Ze nam ook deel aan de bijeenkomsten rond de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid 1898 en sedert 1898 werd Rutgers-Hoitsema vice-voorzitster van de Nationale Vrouwenraad. Eveneens was ze nauw betrokken bij de oprichting van de Amsterdamse School voor Maatschappelijk Werk en was Rutgers-Hoitsema bestuurslid van de Nieuw-Malthusiaanse Bond. Aan het begin van de twintigste eeuw werd ze SDAP-lid. Ze was tevens betrokken bij de oprichting van de Vereeniging Onderlinge Vrouwenbescherming, samen met onder andere Annette Versluys-Poelman.

Rutgers-Hoitsema trouwde te Rotterdam op 3 augustus 1885 met Jan Rutgers. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. Rutgers-Hoitsema overleed op 87-jarige leeftijd te Rijswijk in 1934.

Er zijn straten naar haar vernoemd in onder andere Maassluis, Spijkenisse en de Leidse wijk de Stevenshof.