Louisa d'Havé

Louisa d'Havé (Gent, 13 juli 1894[1] - 1966) was een Belgische spionne tijdens de Eerste Wereldoorlog. Toen het Belgisch leger op 16 april 1915, een week op voorhand haar infanterie-eenheden waarschuwde voor een Duitse gasaanval was dat voor een belangrijk deel te danken aan de door haar verzamelde informatie.

Belgische soldaten met vroege gasmaskers tijdens de Eerste Wereldoorlog

Achtergrond

Louisa, amper 20 in 1914, was de dochter van de textielfabrikant Théophile d’Havé uit Gent. Zij wilde ook bijdragen aan de oorlogsinspanning, in navolging van haar vier broers die dienst hadden genomen in het Belgisch leger..

In november 1914 solliciteerde ze als spionne maar het Ministerie van Oorlog in Le Havre vond haar te jong en onervaren. Majoor Mage van de Belgische Militaire Inlichtingendienst in het Engelse Folkestone zag haar motivatie en begreep dat zij als jonge vrouw gemakkelijk naar Nederland kon reizen dat in die oorlog neutraal was. Vlissingen stuurde door spionnen ingewonnen inlichtingen door naar Folkestone. Onder het mom dat ze textiel in Nederland ging kopen voor de fabriek van haar vader, verkreeg ze toestemming van de Duitse bezetter voor haar trips naar Vlissingen. Ook reizen naar Frankrijk en Engeland werden zo voor haar mogelijk.

Als agent 40B werd ze in dienst genomen door majoor Mage. Toen ze haar vader hierover vertelde werd hij ook spion, hij als agent 45B. Ook zijn dochter Marie zou als spionne actief worden.

Contacten met de Duitsers

Om zoveel mogelijk informatie van de bezetters los te krijgen, kregen vader en dochter de opdracht hun vertrouwen te winnen. Ze mochten zelfs, indien gevraagd, textiel voor hen produceren. Théophile d'Havé nodigde frekwent officieren uit waardoor Gentenaars hem als landverrader gingen zien. Toch leidden hun acties snel tot nuttige militaire informatie. Louisa kon meer dan veertig keer belangrijke militaire gegevens naar Nederland smokkelen, die dan via Vlissingen naar Folkestone werden doorgeseind. Vandaar gingen de inlichtingen naar Houtem bij Veurne, waar het hoofdkwartier van het Belgisch leger was gevestigd.

Een supergeheime Duitse bestelling

De Duitse bezetters plaatsten in februari 1915 een bestelling bij de d’Havé's voor 5.000 waterdichte zakjes, in het “feldgrau” zoals de Duitse uniformen. De machines in de fabriek van de textielproducent werden gehuurd en Duitse militairen zouden de productie zelf in handen nemen om de geheimhouding te verzekeren. Ook dat wekte argwaan en woede bij de Gentenaars gezien duizenden ervaren Gentse textielarbeiders werkloos waren. Louisa kreeg deze informatie tot bij het Belgisch hoofdkwartier op 24 februari 1915. Later hoorde men daar dat het werk traag vorderde gezien de soldaat-arbeiders geen ervaring hadden met textielfabricage, met de woede van het Duitse hoofdkwartier als gevolg. Een extra bestelling van 7000 stuks zorgde ervoor dat er de klok rond moest worden geproduceerd. Pogingen van Louisa om te weten te komen waarvoor die zakjes dienden leidden tot niets.

Maskers of gasmaskers?

Op 13 april zorgde een bericht van Louisa d’Havé bij het Belgisch hoofdkwartier voor meer duidelijkheid. Een extra bestelling van 20.000 maskers in textiel, om mond en neus af te dekken werd geplaatst . De eerder geproduceerde zakjes moesten deze maskers vochtig houden. Zij hoorde van een Duitse officier dat ze nodig waren om de soldaten te beschermen tegen verstikkend gas dat de Britten zouden gebruiken aan het front. Louisa was zo bijdehand geweest om een model naar Vlissingen mee te smokkelen. De tussenpersonen begrepen nu het belang wel en stuurden alsnog het model naar Folkestone.

De puzzel viel langzaam in mekaar. Informatie over speciaal getrainde gastroepen en het ingraven van gascilinders in loopgraven die een Belgisch spion bij Roeselare had verzameld bracht nog meer klaarheid. Daarnaast was er nog een Duitse krijgsgevangene die zijn mond hierover had voorbijgepraat.

De Belgische Militaire Inlichtingendienst was nu vrijwel overtuigd van de komst van een grote Duitse aanval. De bezorgdheid was alleszins groot genoeg om de troepen hierover op 16 april te waarschuwen.

Gewantrouwde informatie

Op 22 april 1915 om 17 uur tussen Steenstrate en Langemark lanceerden de Duitsers een aanval met chloorgas. Het had vooral moordende gevolgen voor de Franse soldaten. De Belgen, links van hen zagen het maar ondervonden weinig hinder.

Het blijft een open vraag of de Belgische troepen de informatie hadden ontvangen en of zij anders dan de verraste Fransen zouden hebben gereageerd. Het is zo dat bij de tweede Duitse gasaanval, in de nacht van 23 op 24 april 1915 een groot aantal Belgen ziek werd. De 24e, bij een hernieuwde gasaanval, waren ze niet meer verrast. Ze hadden vernomen dat ze met een doek, gedrenkt in water of urine, hun mond en neus moesten afdekken. Zij konden dan ook een belangrijke rol spelen in het afslaan van deze Duitse poging tot doorbraak.

Het Franse leger had op 14 april, via een Duitse overloper August Jäger, informatie in detail ontvangen over gastroepen, gascilinders en gasmaskers maar hij werd gewantrouwd. Ook Britten en Canadezen waren verwittigd omdat de geallieerden hun inlichtingen uitwisselden. Alleen de Belgische legertop stuurde een waarschuwing uit naar hun troepen.

In ongenade

De meeste krijgsgevangen Duitsers uit die dagen waren uitgerust met een gasmasker in een zakje, vervaardigd in Gent en waarover Louisa informatie had doorgespeeld. Toen het Belgische leger vanaf 25 april 1915 ook gasmaskers ging produceren, waren dit kopies van de Duitse.

Niet lang na de eerste gasaanval verloren de Duitsers in Gent het vertrouwen in Louisa en Théophile d’Havé. Vergunningen om naar Nederland te gaan werden niet meer verleend. Ze slaagde er toch in om tot februari 1916 militaire geheimen door te spelen. Daarbij werd ze geholpen door een passeur die haar door de doodendraad heen hielp.

Het misprijzen van zijn stadsgenoten en de Duitse argwaan werden vader Théophile teveel en hij overleed eind februari 1916. Om te beletten dat omstaanders de lijkkoets met zijn kist met stenen zouden bekogelen, zouden Duitse soldaten met bajonet op het geweer de stoet naar zijn graf hebben begeleid. Louise koos ervoor om tot het einde van de oorlog in Nederland te blijven.

Eerherstel

Théophile d’Havé kreeg na de oorlog posthuum eerherstel. In februari 1920 werd hij, zijn dochter Louisa en haar zus Marie benoemd tot ridder in de Leopoldsorde. Ze kregen ook een Eervolle Vermelding van de Natie en het Burgerlijk Kruis eerste klasse 1914-1918, met zilveren kroon.

Toch kreeg hun verhaal na de Grote Oorlog weinig weerklank. Eén enkel artikel in 1919 in de franstalige krant Le XXe Siecle over hun spionagewerk was alles. De d'Havés gebruikten het artikel om op de achterkant van hun commerciële correspondentie te plakken om zo hun klanten te overtuigen dat ze niet hadden gecollaboreerd.

De Britse krant The Daily Sketch bracht het verhaal nog eens groot in mei 1934, gevolgd door La Dernière Heure en La Libre Belgique. Niets verscheen in Nederlandstalige kranten. Tot aan het overlijden van Louisa in 1966 leefde bij haar en haar omgeving het gevoel dat ze niet genoeg erkenning had gekregen voor haar spionagewerk.

De brug

In 2019 geraakte bekend dat er in Gent een nieuwe fietsers- en voetgangersverbinding zal worden gebouwd die aan deze vrouw zal herinneren: de Louisa d’Havébrug. Ze overbrugt de Schelde en verbindt de Stropkaai met de Bellevuewijk en Ledeberg.

Louisa d'Havé en Canvas

In de tv-reeks Meer vrouw op straat op Canvas in maart en april 2020 bracht Sofie Lemaire Louisa d'Havé, naast ook Marie Louise Habets en Miss Athléta, onder de aandacht om haar een straatnaam in Gent te geven.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.