Legkippenhouderij

Legkippenhouderij is een vorm van veehouderij waar kippen of beter gezegd hennen worden gehouden voor de productie van eieren. De legkippenhouderij is een tak van veehouderij waar veel commentaar op is vanwege de huisvestingsmethode. De huisvestingsmethode van de legkippenhouderij en met name de legbatterijen worden gezien als een niet diervriendelijk door dierenrechten- en dierwelzijnsorganisaties.

Geschiedenis

De geschiedenis van de legkippenhouderij begint net als die van veel intensieve veehouderij soorten in de 19e eeuw. In Nederland was de legkippenhouderij tot 1890, behalve in de omgeving van Barneveld, een kleinschalige vorm van veehouderij. Tot die tijd werden de dieren voornamelijk als erfdieren gehouden.

Vanaf 1890 vond er een explosieve groei van de grootte van de legkippenhouderij plaats. Dit doordat het produceren van eieren een winstgevende bezigheid was. Zo waren er in 1910 al bedrijven met een grootte van 300 leghennen, maar een grootte van 50 was gangbaar. Naast de grootte veranderde ook de manier van houden. Waar vroeger de dieren los op het erf liepen werden ze in 1910 op een afgesloten stuk land met daarop een nachtverblijf en leghok. Tussen 1923 en 1940 verdubbelde de eiproductie in Nederland van 73 miljoen kilo naar 147 miljoen kilo. Deze productiestijging kwam naast de groei van de bestaande bedrijven ook door selectie. Zo gaven hennen in 1930 116 eieren per jaar. Maar er waren op dat moment al tophennen op onderzoekscentrum voor de pluimveeteelt het Spelderholt die tussen de 170 en 200 eieren legden, tegenwoordig leggen kippen ongeveer 300 eieren per jaar.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog daalde de productie sterk. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de ontwikkeling van de legkippenhouderij in een stroomversnelling, dit mede door het gemeenschappelijk landbouwbeleid dat als doel had de productie van de Europese landbouw op te schroeven. Midden 20e eeuw was er binnen het Europese landbouwbeleid een trend dat alles groter en efficiƫnter moest. Deze schaalvergroting en efficiƫntieslag leidde ertoe dat in 1984 de productie van eieren haar hoogtepunt in Nederland bereikte. Dat jaar werd er een productie gehaald van 664 miljoen kilo. Sindsdien krimpt de sector in door problemen op het gebied van: dierwelzijn, mestoverschot, ammoniakuitstoot en stankoverlast en door de interimwet beperking varkens- en pluimveehouderijen. Deze problemen worden aangepakt. Zo zijn legbatterijen per 2012 verboden en zijn er groenlabelstallen gekomen de ammoniakemissie moeten beperken.

Productiekolom

De productiekolom van de legkippenhouderij is sterk horizontaal gedifferentieerd. Wat inhoudt dat iedere stap in de productie wordt uitgevoerd door gespecialiseerde bedrijven.

  • fokbedrijven voor het maken van de broedeieren waaruit de leghennen komen
  • broederijen waar de eieren uitgebroed worden en de kuikens uit het ei komen
  • opfokbedrijven die de kuikens opfokken tot legrijpe hennen
  • leghennenbedrijven waar de hennen de eieren leggen
  • eierverzamelaars, eierveilingen, groothandelaren en pakstations die zorgen voor het verpakken en de distributie van de eieren.

De markt voor fokbedrijven wordt gedomineerd door maar twee groepen bedrijven namelijk de Erich Wesjohann GmbH en Hendrix Genetics.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.