Laarwoud

Laarwoud is een havezate in het Drentse Zuidlaren in Nederland. Het tegenwoordige gebouw dateert uit het begin van de zeventiende eeuw. Toch is het vrijwel zeker, dat de stichtingsdatum veel vroeger ligt en misschien wel in de Middeleeuwen moet worden gezocht.

Huis Laarwoud.

Geschiedenis

Oudste bewoners

Vast staat dat in de zeventiende eeuw Laarwoud toebehoorde aan de familie Van Selbach. Roelof van Selbach was in 1648 kerkvoogd van Zuidlaren. Zijn zoon Gerard van Selbach woonde op het Laarwoud en was landschrijver van Drenthe.

Na vererving kwam het door koop in het geslacht van de graven Van Heiden. Alexander Carel van Heiden tot den Dam (1709-1776), was landdrost van Drenthe en kocht het Laarwoud. Op de landdag van 5 maart 1751 kreeg hij vergunning het door hem eveneens gekochte recht van havezate van Vledderinge in Meppel te verleggen op het Laarwoud. Een van de bekendste Van Heidens die in Laarwoud woonde was de Nederlands-Russische zeeheld Lodewijk van Heiden (1773-1850).

De laatste nazaat in mannelijke lijn op Laarwoud was Louis van Heiden Reinestein (1809-1882). Door vererving kwam het goed aan de jonkheren de Milly van Heiden Reinestein, die het voortdurend bewoonden en het ten slotte in 1915 verkochten aan de gemeente.

Gemeente-eigendom

Aangezien de bewoners van het Laarwoud hoge posten bekleedden in het bestuur van provincie en gemeente, zo waren verschillende bewoners of drost of gouverneur van de provincie of burgemeester, bleef de havezate steeds nauw bij het openbare bestuur betrokken. Dit bleef bestendigd na 1915. De gemeente bestemde toen het Laarwoud tot de ambtswoning van de burgemeester.

Van 1915 tot 1941 woonden de burgemeesters van Zuidlaren op het Laarwoud. Zeker was deze toestand bestendigd gebleven, indien niet de bezetter van de burgemeesterswisseling in 1941 gebruik had gemaakt, de havezate voor zijn troepen te vorderen. Op dat moment werd de band tussen het Laarwoud en gemeente doorgesneden.

Gelukkig duurde het gebruik door de Duitsers niet lang, evenwel bleven de bijzondere omstandigheden beslag leggen op de havezate. Nog was het gebouw door de Duitsers niet vrij gegeven en ontruimd of het werd gevorderd door het toenmalige bureau Burgerbevolking en ingericht tot noodverpleeghuis.

Toen in 1946 eindelijk de gemeente weer de vrije beschikking over het Laarwoud kreeg, was het niet mogelijk de oude toestand te herstellen. Het Laarwoud was uitgewoond en slecht onderhouden. Bovendien was de indeling grondig gewijzigd, zeg maar verknoeid. De middelen, zowel financieel als materieel, ontbraken om een herstel te bewerkstelligen.

Na veel overleg en rijp beraad werd besloten het Laarwoud te bestemmen tot gemeentehuis. Door dit besluit werd de eeuwenoude traditionele band hersteld en werd de havezate voor de toekomst als monument veilig gesteld.

Het nemen van het besluit bleek destijds gemakkelijker dan de uitvoering. Door de krachtige steun van Gedeputeerde Staten en de financiële medewerking van het Rijk en provincie konden echter alle moeilijkheden worden overwonnen en zo kon in de vergadering van de raad van 30 oktober 1953 definitief worden besloten tot restauratie van het Laarwoud en tot inrichting tot gemeentehuis.

Gemeentelijke herindeling

De gemeente Zuidlaren werd in het kader van de gemeentelijke herindeling met ingang van 1998 een onderdeel van de nieuw gevormde gemeente Tynaarlo (samen met de voormalige gemeenten Eelde en Vries). Daarom moest een geheel nieuw gemeentehuis worden gebouwd. De gemeente heeft het Laarwoud in mei 2004 verlaten en is verhuisd naar de nieuwe locatie in Vries.

Voor het Laarwoud is een nieuwe bestemming gezocht. Het gebouw is verkocht aan de familie Wagenborg.[1] Hierdoor heeft het oorspronkelijk gebruik van het Laarwoud, particuliere bewoning, in de loop van 2004 weer gestalte gekregen.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.