Kanaal Luik-Maastricht

Het Kanaal Luik-Maastricht (Frans: Canal Liège-Maastricht of Canal de Maestricht; Maastrichts: de kenaar), aanvankelijk Lateraal Kanaal, werd tussen 1846 en 1850 aangelegd.[1] Het verbond de rivier de Maas in Luik met het Bassin in Maastricht.

Het Canal de Maestricht in Luik, ca. 1900. Later onderdeel van het Albertkanaal

De behoefte aan dit kanaal werd al gevoeld in de tijd dat de Zuid-Willemsvaart werd aangelegd. Tussen 1825 en 1830 waren diverse ontwerpen gemaakt, die als gevolg van de Belgische Opstand en de daarop volgende Blokkade van Maastricht (1830-1833) niet werden uitgevoerd. Een overeenkomst tussen België en Nederland werd op 12 juli 1845 gesloten. Hierbij werd een commissie ingesteld die het definitieve tracé moest vaststellen. De aanleg was een puur Belgische aangelegenheid, aangezien de Nederlandse overheid er geen geld voor over had. De Belgische staat betaalde later ook de Nederlandse sluis- en brugwachters in Belgische franken. In Maastricht werden de aanlegkosten deels door het stadsbestuur gedragen.[1][2]

Detail van een 18e-eeuwse plattegrond van Maastricht met daarop aangegeven het tracé van het kanaal. 1 Zwanengracht (nabij De Vijf Koppen); 2 Bassin (verbinding naar Zuid-Willemsvaart); 3 Sint Servaasbrug; 4 Moleneiland; 5 Sint-Antoniuseiland (beide afgegraven 1885-95)

De verbinding maakte deel uit van de scheepvaartverbinding tussen Luik en Antwerpen. Het sloot in Maastricht immers aan op de bestaande Kempische kanalen. Het liep parallel aan de Maas, maar sneed enkele bochten en ondiepten van deze rivier af. Bovendien kregen schippers dankzij het kanaal niet meer te maken met wisselende waterstanden zoals op de Maas. Het succes van het kanaal blijkt uit de cijfers: in 1930 voeren er 20.000 schepen door met een totale lading van 7 miljoen ton.[1]

In Maastricht had de aanleg van het kanaal heel wat voeten in de aarde. Men wilde het nieuwe kanaal koste wat kost laten aansluiten op het Bassin, omdat men bang was anders van alle scheepvaartverkeer uitgesloten te worden. Uiteindelijk werd gekozen voor een tracé, waarbij een deel van de middeleeuwse binnenstad gesloopt moest worden. Zo werden er ongeveer 50 huizen aan de oostzijde van de Bokstraat (de latere Kesselskade) afgebroken, alsmede twee stadspoorten (de Molenpoort en de Batpoort) en een van de grootste kloosterkerken van de stad (de Antonietenkerk). In de herfst van 1847 werd met de aanleg begonnen. In 1853 werd het kanaal geopend.[3] Bij het rondeel De Vijf Koppen werd de bestaande stadsgracht ('Zwanengracht') verbreed tot een zwaaikom. Daar lag ook de Schippersbeurs en vertrokken de stoomboten van de firma Bonhomme naar Luik (tot 1938).[1]

Oorspronkelijk telde het kanaal diverse sluizen, namelijk in Coronmeuse, Lieze, Ternaaien , Klein-Ternaaien en twee in Maastricht. Met uitzondering van de sluis in Klein-Ternaaien werden ze opgeheven toen de kanaalbedding grotendeels werd opgenomen in het Albertkanaal. Om de doorsnijding van het Plateau van Caestert zo ondiep mogelijk te maken werd dit gedeelte toen op maximale hoogte gebracht.

Nu het Albertkanaal de vaart tussen Luik en Antwerpen rond Maastricht leidde, werd de verbinding met het Bassin overbodig. De bevolking van Maastricht was maar al te blij dat het de naar eigen zeggen "vuile" vaart kon dempen. Dat gebeurde in de jaren 1963-1967 met grind dat rechtstreeks uit de Maas kwam (hierbij werden overblijfselen van de Romeinse brug gevonden).

Nadat het kanaal gedempt was werd op het tracé de Maasboulevard aangelegd. De straatnamen Hoge en Lage Kanaaldijk aan weerszijden hiervan herinneren aan de voormalige jaagpaden. Ter vervanging van de verbinding tussen het Albertkanaal en Maastricht werd het kanaal van Ternaaien gegraven.

Zie de categorie Kanaal Luik-Maastricht van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.