Johan Diederich Behrens

Johan Diederich Behrens (Bergen, 26 februari 1820Christiania, 29 januari 1890) was een Noors zangpedagoog en (koor)dirigent. Buiten Noorwegen is hij nauwelijks bekend.

Johan Diederich Behrens
Geboren26 februari 1820
Overleden29 januari 1890
Geboorteland Noorwegen
Jaren actief1845-1890
Beroep(en)zangpedagoog, dirigent
Portaal    Klassieke muziek

Achtergrond

Behrens werd als oudste van minstens zeven kinderen geboren binnen het gezin van zeilmaker en scheepsreder Johan David Behrens (1797-1856) en Wilhelmine Muthrum (1797-1880). In 1847 huwde hij Bolette Elisabet Dorothea Matzau (1823-1865) en kreeg minstens twee kinderen. De familie Behrens was afkomstig uit het Duitse Rostock alwaar overgrootvader Behrens organist was geweest. Grootvader Behrens bekleedde dezelfde functie, maar dan in de Mariakirken in Bergen. Behrens werd in 1869 benoemd in de Orde van Sint-Olaf. In 1878 kreeg hij de koning Oscar II van Zwedenmedaille; Noorwegen zat nog in de Personele unie met Zweden. Vanaf 1889 kreeg hij een vaste staatstoelage, waar hij nauwelijks van kon genieten. Hij overleed al vrij snel nadat die hem was toegekend.

Muziek

Behrens was van grote invloed op het zingen in Noorwegen. Hij richtte gedurende zijn leven een aantal koren op en dirigeerde die vervolgens. Hij trad ook op met al bestaande koren. De drie belangrijkste koren waren:

  • 1845: Studentenzangvereniging (Norske Studentersangforening), mededirigent was componist Halfdan Kjerulf; de eerste uitvoering was de begrafenis van Henrik Wergeland op 17 juli 1845
  • 1847-1854: Koor van ambachtslieden (Norske Haandverkernes Sangforening) en
  • 1847-1887: Koor van handelslieden (Norske Handelsstandens Sangforening).

Van het koor van de studenten was hij meer dan veertig jaar dirigent.

In 1849 was hij tevens theaterchef van het Studentersamfundets Theater (Theater van de studentensociëteit). In de hoedanigheid van koordirigent was hij ook een van de grondleggers van de grote zangfestivals in zijn land. Het grootste daarvan vond plaats in 1914; er waren 3000 man aan het zingen.

Zijn eigen onderwijs begon met de basisschool en middelbare school in Bergen. In de lessen Latijn kwam hij al in aanraking met liederen door zijn Boheemse leraar (en muzikant) Ferdinand Giovanni Schedewy. Vervolgens ging hij theologie studeren in Christiania (nu Oslo). Daarbij kwam hij in aanraking met zangers en hij bleek daarbij een goede zangstem te hebben. Hij liet de studie theologie voor wat het was en ging zich verdiepen in het zingen. Als zanger was hij als het ware autodidact. Voor het dirigentschap kreeg hij lessen van Friedrich August Reißiger de in 1944 benoemde dirigent van het orkest (en koor) van het Christiania Theater. De twee zouden voor eeuwig vrienden blijven. Reißiger nam Behrens op sleeptouw in muziektheorie, niet alleen in Oslo, maar ook tijdens een studiereis door Duitsland (1850). In 1846 was Behrens zangleraar aan Katedralskolen in Oslo.

Als pedagoog gaf hij cursussen op scholen om het (voornamelijk) Noorse lied weer onder de aandacht te brengen. Als aanvulling verschenen boeken om de cursussen te ondersteunen dan wel te vervangen. Hij reisde bij die leergangen het gehele land af. Daarbij gaf hij niet alleen les, maar verzamelde ook plaatselijk liederen om die elders te verspreiden en te laten drukken. Zo gaf hij tussen 1845 en 1869 meer dan 500 liedjes bij de drukker af, al dan niet bewerkt tot vierstemmig mannenkoor (het vrouwenkoor kwam pas later op). Bij het bijeengaren van liederen kwam hij soms in aanvaring met Ludvig Mathias Lindeman, die officieel de opdracht had gekregen om volksliederen te verzamelen en geschikt te maken voor uitvoering. Punt van geschil was Behrens Om den lutherske salmeang, terwijl Lindeman bezig was met zijn Landstadts nye salmebok. Lindeman won officieel omdat zijn versie via staatswege in de kerken belandde. Behrens versie zou echter later toch boven komen drijven. Zijn samenwerking met Reißiger liep gedurende die tijd almaar door en Behrens keek vaak de partituren van Reißiger na op fouten en onmogelijkheden. Zo zijn delen van Den norske Sjømand, Olaf Trygvason, På solen jeg ser van Behrens’ hand.

Agathe Backer-Grøndahl schreef voor zijn afscheid bij het Studentenkoor Afskedssang til Joh. D. Behrens. Opvolger van Behrens was de man van Agathe, Olaus Andreas Grøndahl.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.