Hildam
De hildam was een dam tussen Zoetermeer en Benthuizen in de Nederlandse provincie Zuid-Holland. De hildam werd voorzien van een verlaat en later een overtoom en vormde zo een schakel in de (alternatieve) vaarroute tussen Amsterdam en Rotterdam. De hildam was (en is) onderdeel van de landscheiding tussen het Hoogheemraadschap van Schieland en het Hoogheemraadschap van Rijnland.
In de middeleeuwen was er één voorgeschreven vaarroute tussen Zeeland en Rotterdam enerzijds en Amsterdam en de Zuiderzee anderzijds. Deze route ging via de Hollandsche IJssel, Gouda en de Gouwe en de Oude Rijn naar Leiden en via de meren (o.a. Haarlemmermeer) naar Haarlem en Spaarndam en vervolgens via het IJ naar Amsterdam. Op deze enige officiële vaarroute werd tol geheven door de steden Gouda en Haarlem (bij de Kolksluis Spaarndam). Dit tolrecht was door de graven van Holland aan deze steden verleend.
De andere Hollandse steden klaagden dat deze route tot vertraging en hoge kosten leidde. Na vele tientallen jaren soebatten, maakten Rotterdam en Amsterdam een alternatieve route om de tol te ontwijken. Voor deze 'sluiproute' werd de hildam aangelegd. Komende vanuit Rotterdam voeren de boten de Rotte op tot aan de hildam. Daarna ging het via het riviertje de Wilck en de Hoogeveenschevaart naar de Oude Rijn en zo verder.
In 1490 werd op verzoek van de ambachtsheren van Benthuizen en Zegwaard de dam uitgebreid met een verlaat. Maar in 1492 werd de dam door de stad Gouda, met 400 man, gesloopt. Tegelijkertijd vernielde Gouda de sluis bij Leidschendam, zodat zij weer het monopolie op de vaarroute door Holland verkreeg. In 1503 werd de dam weer gedeeltelijk opgebouwd en het verlaat werd vervangen door een overtoom onder leiding van de lokale grondheer Cruesinck. De steden Gouda, Dordrecht en Haarlem spanden echter een zaak aan bij het Hof van Holland en wonnen deze: het verlaat werd weer vervangen door een overtoom. Alleen kleine schepen met goederen van lokaal belang mochten er gebruik van maken.
In 1574, kort na de Slag bij Zoetermeer en in aanloop naar het Leidens Ontzet, staken de optrekkende geuzen de dijk van Rijnland door nabij de hildam en zetten zo het land onder water, waarna ze in hun schepen konden optrekken richting Leiden.
In 1590 werd de route weer in gebruik genomen door de Rotterdammers. Ook verbreedden de Rotterdammers de Hoogeveenschevaart en verhoogden de bruggen over de vaart. Dit ontstemde de Gouwenaars en zij hielden de schepen van Rotterdam aan. Rotterdam reageerde hierop door oorlogsschepen en jachten de Hollandse IJssel op te sturen. Het liep uit op een conflict en Gouda eiste absolute handhaving en dreigde de afdracht van belasting aan de Staten te stoppen. Het spande opnieuw samen met Haarlem een zaak aan bij het Hof van Holland, ditmaal via advocaat François Vranck. In 1613 kwam er een oplossing, waarbij op de hildam tol werd geheven voor Gouda en waarbij alleen nog lokale goederen mochten worden overgezet.
In 1692 deed zich een nieuw conflict voor. Rotterdam had opnieuw ambities en kocht veel grond rondom de heerlijkheid Benthuizen. Opnieuw hield de oude coalitie van Gouda, Haarlem en Dordrecht de plannen van Rotterdam tegen.
In de 18e eeuw begon de dam te vervallen. Vandaag de dag is van de dam alleen nog een klein begroeid verhoginkje langs de (Nieuwe) Hoefweg in de gemeente Lansingerland zichtbaar. In Zoetermeer verwijst de Hildamlaan in Oosterheem naar de oude dam.
Zie ook
Externe links
- Omschrijving bij lokale website Benthuizen
- Artikel over de dijkdoorsteek van de geuzen in 1574
- Canon van de Rotte (.pdf)
- De strijd om de binnenvaart door Midden-Holland in de vijftiende en zestiende eeuw. Deel I., Dr. J.C. Smit, 1994, artikel in het tijdschrift Die Goude (.pdf)
- De strijd om de binnenvaart door Midden-Holland in de vijftiende en zestiende eeuw. Deel II., Dr. J.C. Smit, 1994, artikel in het tijdschrift Die Goude (.pdf)