Großsteingrab Wiemelsberger Steine

Het Großsteingrab Wiemelsberger Steine (ook wel Ueffeln genoemd) is een neolithisch ganggraf met Sprockhoff-Nr. 897. Het megalitisch bouwwerk werd opgericht tussen 3500 en 2800 v. Chr. en wordt toegeschreven aan de Trechterbekercultuur.

Großsteingrab Wiemelsberger Steine

Situering
Coördinaten52° 27 NB, 7° 52 OL
Informatie
Dateringtussen 3500 en 2800 v.Chr.
Periodeneolithicum
CultuurTrechterbekercultuur
Foto's
Portaal    Archeologie

De Wiemelsberger Steine staat aan de noordrand van de Wiemelsberg in Ueffeln-Balkum, onderdeel van Bramsche in het Landkreis Osnabrück in Nedersaksen. Het bouwwerk is onderdeel van de Straße der Megalithkultur.

Kenmerken

Het bouwwerk bestaat slechts uit een oost-west georiënteerde steenkamer, die goed behouden gebleven is. Alle 12 draagstenen en beide sluitstenen zijn in situ. Ook alle zes dekstenen zijn behouden gebleven, daarvan zijn nog vier in situ. Het bouwwerk is 10,5 meter lang en heeft een (in verhouding tot andere ganggraven) grote breedte, namelijk 3,3 meter. De ingang is ook nog te herkennen, deze ligt aan de zuidzijde met afgevlakte stenen en de resten van een dekheuvel.

In 1807 werd het ganggraf afgegraven in opdracht van de graaf van Münster. Vondsten van de Trechterbekercultuur (kralen van barnsteen, keramiek en stenen werktuigen) worden in het Niedersächsisches Landesmuseum Hannover bewaard.

Megalitische bouwwerken in de omgeving

In oude teksten wordt gesproken over een ander Großsteingrab in Büdenfelde bij het Ueffelner Friedhof (begraafplaats) dat nog tien draagstenen, zeven dekstenen en een dekheuvel bevatte. Ernst Sprockhoff kon niet bepalen of de 3,3 x 2,8 x 1,7 grote zwerfsteen die tegenwoordig bekend staat als Matthiesings Opferstein (offersteen) het overblijfsel is van dit vermeldde hunebed. De werkelijke plek van dit vernietigde hunebed werd in 1978 op 1,5 kilometer ten noorden van Ueffeln aangetroffen. Ongeveer 900 meter ten zuidwesten ligt in het akkerland (ten oosten van de straat naar Mettingen) de kleine steenkamer (Sprockhoff-Nr. 897), waarvan alleen een eindstuk overgebleven is.

Literatuur

  • Anette Bußmann: Steinzeitzeugen. Reisen zur Urgeschichte Nordwestdeutschlands. Isensee Verlag, Oldenburg 2009, ISBN 978-3-89995-619-1, S. 45.
  • Mamoun Fansa: Großsteingräber zwischen Weser und Ems. Isensee Verlag, Oldenburg 1992, ISBN 3-89442-118-5, S. 88–89.
  • Ernst Sprockhoff: Atlas der Megalithgräber Deutschland. Teil 3: Niedersachsen – Westfalen. Rudolf Habelt Verlag, Bonn 1975, ISBN 3-7749-1326-9, S. 118–119.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.