Gregor Pjatigorski

Gregor Pjatigorski (Oekraïens: Григорій Павлович Пятеґорский, Grigori Pavlovitsj Pjatigorski) (17 april 1903, Dnjepropetrovsk - 6 augustus 1976, Los Angeles) was een Oekraïens cellist en incidenteel componist die later de Amerikaanse nationaliteit verwierf.

Levensloop

Pjatigorski, - zijn vrienden noemden hem "Grisha" -, werd geboren te Jekaterinoslav (hedendaags Dnjepropetrovsk) en studeerde viool en piano bij zijn vader. Na het horen van het geluid van de cello besloot hij cellist te worden. Zijn allereerste cello fröbelde hij zelf in elkaar; een echte ontving hij toen hij zeven was.

Pjatigorski won een beurs voor het Moskou Conservatorium. Met het spelen van cello in lokale cafés verdiende hij geld voor zijn familie.

De Russische Revolutie vond plaats toen Pjatigorski 13 was. Kort hierop zou hij meespelen in het Leninkwartet. Op 15-jarige leeftijd werd hij aangesteld als eerste cellist van het Bolsjojtheater.

De Russische autoriteiten lieten het niet toe dat wonderkind Pjatigorski naar het buitenland zou vertrekken om aldaar verder te studeren. Daarom vluchtte hij op een veetransporttrein naar Polen met een groep van artiesten. In zijn dagboek schreef Pjatigorski over deze reis dat hun wagon door grenswachters werd beschoten. Een obese sopraan zou Pjatigorski's cello voor haar hebben genomen om de kogels op te vangen. De cello zou het enige slachtoffer zijn.

Met 18 jaar studeerde hij kort in Berlijn en Leipzig bij Hugo Becker en Julius Klengel. Hij speelde in een trio in een Russisch café om in levensonderhoud te voorzien. Hier werd hij ontdekt door Wilhelm Furtwängler. Furtwängler schakelde Pjatigorski als eerste cellist in voor het Berliner Philharmoniker.

In 1929 bezocht Pjatigorski voor het eerst Amerika. Hier speelde hij in het Philadelphia Orchestra onder leiding van Leopold Stokowski en het New York Philharmonic onder Willem Mengelberg. In Ann Arbor, Michigan trad hij in het huwelijk met Jacqueline de Rothschild, dochter van Édouard Alphonse de Rothschild van de welvarende Rothschild-bankiersfamilie uit Frankrijk. Na terugkeer in Frankrijk kregen de twee hun eerste kind, Jephta. Door de Tweede Wereldoorlog zag de familie zich genoodzaakt naar Elizabethtown in het Adirondackgebergte te vluchten. Hier werd hun zoon Joram geboren in 1940.

In Amerika speelde Pjatigorski privé veel kamermuziek met Jascha Heifetz, Leonard Pennario en Nathan Milstein. In Amerika doceerde Pjatigorski aan verschillende universiteiten en conservatoria. Pjatigorski overleed aan longkanker in Los Angeles.

Spel

Pjatigorski bezat twee Stradivari, de "Batta" en de "Baudiot". Pjatigorski's speelstijl was zeer intens en gepassioneerd met uitgebreid portato en vibrato. Pjatigorski's doel was dan ook de maximale expressie uit een stuk te halen. De toenmalig hedendaagse componisten droegen werken aan hem op. Zo droegen onder andere Sergej Prokofjev, Paul Hindemith en William Walton hun celloconcert aan hem op. Met Igor Stravinsky schreef hij een bewerking van de Suite Italienne voor cello en piano. Pjatigorski zelf schreef ook nog tal van cellotranscripties van werken van Skrjabin en Prokofjev, maar ook van Paganini's 24 caprices.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.