Granvellepaleis

Het Granvellepaleis (Frans: Palais Granvelle) werd in 1555 gebouwd als het somptueuze verblijf van kardinaal-aartsbisschop Antoine Perrenot de Granvelle (1517–1586) op de Brusselse Hofberg. Het paleis werd afgebroken in 1931. Het besloeg een groot terrein waar nu de Ravensteingalerij is gelegen.

Hoofdingang aan Stuiverstraat
Het paleis kort voor afbraak

Bouw als stadspaleis

Granvelle verwierf er in 1549-50 twee bestaande hotels en liet ze samenvoegen tot de prachtigste manifestatie van hoog-renaissance in de Nederlanden. De naam van de architect is niet gedocumenteerd, maar meestal wordt aangenomen dat het om Sebastiaan van Noyen ging.[1] Andere kandidaten zijn Francesco Paciotti en Francesco de' Marchi, militaire ingenieurs in dienst van Alessandro Farnese, met wie Granvelle nauwe contacten onderhield. Het Brusselse paleis is direct geïnspireerd door de koergevels van het Palazzo Farnese, ontworpen door Michelangelo en Vignola. Tijdens de Romereis die Van Noyen ondernam waren die gevels in opbouw en kan hij dus de werf bezocht hebben. Ook is het mogelijk dat meerdere architecten betrokken waren bij het Brusselse paleis met zijn verschillende vleugels.

Plattegrond uit Goetghebuers Choix des monumens (1827)
Opstand met Granvelle's devies Durate

De hoofdingang was gelegen aan de Stuiversstraat. Rond een vierkante koer waren vier vleugels geschikt en een trappentoren bekroond met een koepel.[2] Vandaaruit vertrok een grote galerij met open arcades, parallel aan de curve van de Cantersteen. Tussen straat en galerij lag een steil oplopende tuin, met citrus- en vijgebomen, aromatische kruiden en vier grote fonteinen. Aan de zijde van de Cantersteen bevond zich een tweede koer met verdere gebouwen en pronkgevel. In zijn paleis verzamelde Granvelle een indrukwekkende collectie beeldhouwwerken, waaronder een antieke Venus en Cupido.[3]

In 1564 zag de impopulaire Granvelle zich gedwongen de Nederlanden te verlaten. Als rechterhand van Filips II van Spanje werd hij vereenzelvigd met de gehate repressie. Hij zou zijn Brusselse paleis nooit terugzien. Zijn provoost hield hem regelmatig op de hoogte van de toestand en wist onder meer te melden dat de hertog van Alva er uit kiesheid van had afgezien zijn intrek te nemen in het paleis (Alva verbleef in het niet minder luxueuze Paleis van Willem van Oranje, zijn aartsvijand).

Overheidsgebouw en universiteit

Na de brand in het Koudenbergpaleis (1731) diende het gebouw als onderkomen voor de Geheime Raad en nadien voor de Raad van Financiën. Dit bracht enige transformaties met zich mee. In deze periode raakte het in de volksmond bekend als het hôtel des sous.

In 1842 nam de Université Libre de Bruxelles haar intrek in het paleis (eerst in een deel ervan en vanaf 1850 volledig). Ze liet de gevel verbouwen door Hendrik Beyaert en Antoine Trappeniers (1863) en liet nieuwe beeldhouwwerken aanbrengen.[4][5]

Afbraak

In 1928 moest de ULB na 75 jaar wijken voor de Noord-Zuidverbinding. Hoewel een eind van de eigenlijke spoortunnel gelegen, ging het paleis van Granvelle tegen de vlakte.[6] De gevels van het gebouw gingen naar Sint-Pieters-Woluwe met de bestemming om er het Gemeentehuis van Sint-Pieters-Woluwe mee te bouwen, wat uiteindelijk echter niet gebeurde. Niet-gebeeldhouwde hardstenen werden in 1944 gebruikt als stoepranden, een deel van de witstenen diende voor de bouw van een zuilengalerij op het kerkhof van Stokkel en de rest werd geleidelijk aan verkocht aan diverse privé-personen.[7] In 1956 werd op het terrein de Ravensteingalerij aangelegd.

Zie de categorie Granvelle Palace van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.