Goederenrecht

Het goederenrecht is een onderdeel van het vermogensrecht anders gezegd het stelsel van rechtsregels met betrekking tot iemands vermogen. Andere onderdelen van het vermogensrecht zijn het verbintenissenrecht, het erfrecht en het huwelijksvermogensrecht. In zowel Nederland als België was eerder de term zakenrecht gebruikelijk. De term goederenrecht dekt de inhoud van het rechtsgebied niet in zijn geheel gezien het feit dat het, anders dan de naam doet vermoeden, niet het recht met betrekking tot goederen betreft maar eerder het recht ten aanzien van goederen.

Kenmerkend voor het goederenrecht is, dat het gaat over vermogensrechten die een bepaalde gradatie van de zeggenschap geven over een goed. Eigendom verschaft de rechthebbende de meest verstrekkende bevoegdheden. Beperktere zeggenschap over een goed geven het recht van vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, opstal, erfpacht, van pand en van hypotheek en het appartementsrecht.

Het begrip 'goederen' in de wet

In artikel 1 van het derde boek van het burgerlijk wetboek wordt bepaald dat alle zaken en alle vermogensrechten onder het paraplubegrip goederen vallen. Dit betekent dus dat voor de hand liggende zaken als een fiets en een boek onder het begrip vallen. Wat misschien minder tot de tot de verbeelding spreekt is dat ook ook vermogensrechten als een vordering op naam en beperkte rechten zoals vruchtgebruik en hypotheek onder het begrip 'goederen' vallen.

Zaken

Zaken zijn in de wet gedefinieerd als voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.[1] Zaken kunnen opgedeeld worden in zowel onroerende als roerende zaken. Dit onderscheid is onder andere van belang bij de vraag, welke eigendomsbepalingen[2] van toepassingen zijn.

Onroerende zaken zijn: de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, het zij door vereniging met andere gebouwen of werken.[3]. Uit jurisprudentie blijkt dat bij de vraag of iets 'duurzaam aan de grond verbonden' is gekeken moet worden of het werk naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. De technische mogelijkheid tot verplaatsing is daarbij op zichzelf geen doorslaggevend criterium.

Roerende zaken zijn in de wet gedefinieerd als 'alle zaken die niet onroerend zijn'.[4] Daarbij kan gedacht worden aan stoffelijke objecten als een fiets en een boek maar ook aan registergoederen[5] als een zeeschip[6] en een luchtvaartuig.[7]

Vermogensrechten

In de wet wordt een zeer ruime omschrijving van het begrip vermogensrechten aangetroffen.[8] Men definieert het als volgt: Rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht, overdraagbaar zijn, of er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel, zijn vermogensrechten.

Voorbeelden van dergelijke vermogensrechten zijn onder meer: rechten op zaken zoals erfpacht, rechten op dergelijke rechten zoals een pandrecht, aandelen in rechtspersonen en rechten hierop, productierechten, concessies bij mijnen en rechten op ideeën zoals octrooirechten.

Vermogensrechten kunnen worden opgedeeld in absolute rechten en beperkte rechten. Bij absolute rechten spreekt men bijvoorbeeld over vorderingsrechten zoals een vordering op naam of erfpacht. Beperkte rechten zijn rechten die die afgeleid zijn van een dergelijk absoluut recht of een ander meer omvattend recht.[9] Voorbeelden hiervan zijn gebruiks- en genotsrechten zoals vruchtgebruik[10] en erfdienstbaarheid[11] maar ook zekerheidsrechten[12] zoals een pandrecht[13] en een recht van hypotheek.[13]

Onderscheid met verbintenissenrecht

Men spreekt van het gesloten systeem van het goederenrecht of het zakenrecht. Daarmee wordt bedoeld dat het aantal zakelijke vermogensrechten wettelijk is gelimiteerd. Dit in tegenstelling tot het overeenkomstenrecht, waar sprake is van een open systeem, wat betekent dat het aantal verschillende soorten overeenkomsten in beginsel onbeperkt is.

Een belangrijke eigenschap van goederenrechtelijke vermogensrechten is, dat zij tegenover iedereen gehandhaafd kunnen worden; zij hebben zogezegd absolute werking. Dit maakt absolute rechten in de regel tot sterkere rechten dan verbintenisrechtelijke vermogensrechten, die in beginsel slechts tegenover de wederpartij geldend gemaakt kunnen worden.

Ten slotte is het tijdstip van vestiging van absolute rechten van belang voor de rangorde van meerdere absolute rechten op hetzelfde goed. Het oudste recht heeft voorrang. Een eerder gevestigde erfdienstbaarheid op een perceel grond gaat daarom voor een later gevestigd recht van erfpacht

Goederenrecht in België

In het Belgisch Burgerlijk Wetboek zijn de bepalingen in kwestie terug te vinden in boek II. Een welbepaald recht op een welbepaalde zaak heet daar een zakelijk recht.

Zie ook

Literatuur

  • Brahn/Reehuis Zwaartepunten van het vermogensrecht. Kluwer, 2015
  • Hijma & Olthof Compendium Nederlands Vermogensrecht. Kluwer, 2014
  • Nieuwenhuis Hoofdstukken Vermogensrecht. Kluwer, 2015
  • Reehuis, Heisterkamp e.a. Pitlo/Goederenrecht. Kluwer, 2012

Referenties

  1. art. 3:2 BW
  2. Tweede en derde titel van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek
  3. art. 3:3 lid 1 BW
  4. art. 3:3 lid 2 BW
  5. art. 3:10 BW
  6. art. 8:199 BW
  7. art. 8:1306 BW
  8. art. 3:6 BW
  9. art. 3:8 BW
  10. art. 3:201 BW
  11. art. 5:70BW
  12. art. 3:227 lid 1 BW
  13. Negende titel, afdeling 2 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.