Georges-Eugène Haussmann

Georges-Eugène baron Haussmann (Parijs, 27 maart 1809 – aldaar, 11 januari 1891) was een Frans stedenbouwkundige wiens naam verbonden is met de verbouwing van Parijs in de tweede helft van de negentiende eeuw.

Georges-Eugène Baron Haussmann
Rue de Paris, temps de pluie (1877) van Gustave Caillebotte
Avenue de la Grande Armée, een van Haussmanns twaalf grote lanen die een ster vormen met als middelpunt de Arc de Triomphe. Aan de horizon is de zakenwijk La Défense met de Grande Arche (de holle witte kubus) zichtbaar
Kanaal Saint-Martin - tunnel
Kanaal Saint-Martin - sluis

Leven en werk

Haussmann werd geboren in een protestantse familie van Duitse origine. Hij bracht zijn middelbareschooltijd door aan het College Henri IV, en studeerde vervolgens tegelijkertijd rechten aan de universiteit en muziek aan het Parijse Conservatorium.

In 1830 werd hij onderprefect van Nérac. Hierna maakte hij snelle promoties in overheidsdienst. In 1849 werd hij prefect van het departement Var. In 1853 koos Jean Gilbert Victor Fialin, duc de Persigny Haussmann als prefect van het departement van de Seine. Hij werd de opvolger van Jean Jacques Berger, die zich verzette tegen de hoge uitgaves voor de keizerlijke plannen voor de verfraaiing van Parijs. Haussmann bleef tot 1870 op deze post. In 1857 werd Haussmann bovendien senator. Voor bewezen diensten verkreeg hij in 1862 het Grootkruis in het Franse Legioen van Eer.

Verbouwing van Parijs

Napoleon III gaf Haussmann de opdracht om plannen te maken voor de grootscheepse verbouwing van Parijs. Aanleiding voor de ingreep was het Juni-oproer van 1848. Doel was onder andere een dergelijke opstand voortaan makkelijker neer te kunnen slaan. Door het aanleggen van brede boulevards op de plaats van voorheen smalle, kronkelige straatjes werd het onmogelijk voor rebellen tegen het napoleontische regime om barricades op te werpen. Bovendien kon het leger op deze brede straten zwaar geschut gebruiken en werden snelle troepenverplaatsingen mogelijk.

De twaalf boulevards die Haussmann als een ster liet aanleggen met de Arc de Triomphe op de Place de l'Etoile als middelpunt, zijn met de klok mee vanaf het noorden:

Een minder geprononceerde stervorm bestaat op de Place de la Bastille en de Place de la Nation.

Complete huizenblokken en hele wijken gingen tegen de vlakte om dit mogelijk te maken. De Boulevard de Sébastopol, waarvan de zuidelijke helft nu de Boulevard Saint-Michel is, sneed dwars door een volksbuurt. De nieuwbouw langs de boulevards liet geen ruimte voor de goedkope huisvesting die zich hier eerder bevond en bij de armere arbeidersbevolking begon de trek naar de banlieues, de buitenwijken/voorsteden van Parijs.

Verder liet Haussmann het Bois de Boulogne aanleggen en verfraaide hij kleinere parken. Hij verkleinde de tuinen van het Palais du Luxembourg (Jardin du Luxembourg) om ruimte te scheppen voor nieuwe straten. In het noordoosten kwam het Parc des Buttes-Chaumont met nagemaakte rotsen en watervallen. Ook kwamen er een nieuwe watervoorziening, een gigantisch rioleringssysteem, bruggen, een ondergronds kanaal van de Avenue de la République naar de Boulevard Bourdon, het operagebouw en andere openbare gebouwen.

Kritiek

Om dit te realiseren moest Haussmann "creatief" omgaan met de publieke middelen. Hiertegen richtte zich dan ook de aanklacht van Jules Ferry: Les Comptes fantastiques de Haussmann, in 1867 ("De fantastische rekeningen van Haussmann", een subtiele verwijzing naar de opera Les contes d'Hoffmann ("De verhalen van Hoffmann") van Jacques Offenbach).

In 1858 werd de Boulevard Richard-Lenoir geschapen en in 1862 werd de Boulevard Voltaire geopend, (voorheen Boulevard du Pince-Eugène). Het Canal Saint-Martin verdween hierdoor over een lengte van 2 km onder de grond, vanaf de draaibrug bij de Rue Dieu, om pas voorbij de Place de la Bastille bovengronds te komen bij de haven van het Arsenal. In 1906 werd een stuk aan de noordzijde van het ondergrondse gedeelte eveneens overkluisd, om er de Boulevard Jules Ferry aan te kunnen leggen, ironisch genoeg genoemd naar Haussmanns criticus. Een van de belangrijkste redenen voor de overkluizing was dat het kanaal het leger niet zou hinderen bij het onderdrukken van opstanden.

In 1865 werd een lening van 250 miljoen franc voor de stad Parijs goedgekeurd, en in 1869 nog een van 260 miljoen. Deze bedragen waren slechts een deel van zijn financiële plannen. Bovendien werden veel huizen onteigend om ze te kunnen slopen. De gebouwen die in de plaats kwamen, waren veel voornamer en onbetaalbaar voor de vroegere bewoners. Veel zaken gingen failliet door de bouwactiviteiten. Dit leidde tot grote ontevredenheid onder de Parijse bevolking. Om zijn eigen populariteit op te krikken, liet Napoleon III de regering van Émile Ollivier Haussmann ontslaan.

Laatste jaren van zijn leven

Na de val van het Tweede Franse Keizerrijk bracht Haussmann een jaar in het buitenland door. In 1877 keerde hij terug in de openbaarheid toen hij een bonapartistische afgevaardigde werd voor Ajaccio. In 1867 werd hij lid van de Académie des Beaux Arts (Academie van Schone Kunsten). Zijn laatste jaren besteedde hij zijn tijd aan zijn Mémoires (3 delen, uitgegeven 1890-1893).

Baron Haussmann ligt begraven op de begraafplaats Père Lachaise. Haussmanns werk ging ten koste van het grootste deel van het middeleeuwse Parijs. Geschat wordt dat hij zestig procent van de Parijse bebouwing veranderde. Zijn naam blijft bewaard in de Boulevard Haussmann.

Zie ook

Zie de categorie Baron Georges-Eugène Haussmann van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.